Terug naar overzichtTerug naar overzicht
Verboom, oorlogskind 1940-1945

Door: Dick van de Kamp

Cor Verboom was 9 jaar oud toen de Tweede Wereldoorlog begon. ‘Op houten banden, in de hongerwinter, naar Zwolle fietsen! Zo moe als toen ben ik nooit meer geweest’.

Paspoort

Cor Verboom
Geboortedatum: 9 oktober 1930
Adres: Wij woonden op de Egelinglaan 25
School: Ik zat van 1934 tot 1937 op de Christelijke Bewaarschool aan de Van der Heijdenlaan, hoofd juffrouw Berman; van 1937 tot 1943 op de Hervormde school voor L.O. aan de Egelinglaan, hoofd mijnheer C.J. van der Ent en van 1943 tot 1948 op de H.B.S., afdeling A, aan de Socrateslaan, Zeist met mijnheer Snelleman, later mijnheer D. van der Neut als rector.
Huis: Egelinglaan 25 bestaat nog steeds. In 1979 is het verkocht om het verblijf van onze ouders in de Mirtehof te kunnen betalen.

Cor Verboom - fotograaf: Sven Jaeger
Dagboek Cor Verboom
Eerste herinnering

De eerste dag van de oorlog staat in mijn geheugen gegrift. Het was heel vroeg in de morgen op die 10e mei 1940. Mijn vader stond voor het zolderraam en keek in de richting van Soesterberg. Hij was erg opgewonden. We konden heel ver kijken. Er waren minder huizen en bomen dan nu. Soesterberg was een militair vliegveld. Dat werd natuurlijk bestookt door de Duitsers. Het geluid of liever het lawaai was beangstigend. Je hoorde het afweergeschut en de herrie van de vliegtuigen. De Nederlandse soldaten gaven zich natuurlijk niet zo maar gewonnen. Ze probeerden met afweergeschut de Duitse vliegtuigen neer te halen. We zagen drie vliegtuigen laag overvliegen. Dat deden ze om beter te kunnen schieten. Plots was daar een steekvlam en een vliegtuig was weg. Later hoorden we, op de radio, dat er 100 vliegtuigen waren neergehaald.

Ik hoefde die dag niet naar school. Ik moest met mijn vader mee met de paardenwagen. Melk bezorgen. Op de P.C. Hooftlaan aangekomen, zagen we een mitrailleurnest in vol bedrijf. Je zag de kogels en granaten de lucht in gaan. Dat heet lichtspoormunitie. Ik hoor mijn vader nog zeggen:’Schiet dan raak sufferds.’ Die dag is bijna 75 jaar geleden maar als ik mijn ogen dicht doe zie ik de hele film zich afspelen. Met alle spanning en emotie van dien.

Razzia's

Af en toe hielden de Duitsers razzia’s. Ze gingen dan de huizen langs om te kijken of er onderduikers zaten, die Joods waren of mannen die zich onttrokken aan de plicht om voor de Duitsers te werken.

Dat was heel bedreigend. Zo was er een grote razzia in Zeist in oktober 1944. Mijn zuster had difterie gehad, een besmettelijke ziekte. We hingen dus een briefje aan de deur. Nou, dat werkte heel goed! De Duitsers waren doodsbang om die ziekte ook te krijgen en gingen graag ons huis voorbij.

Honger

Wat me nog heel goed op het netvlies staat is de stroom mensen die in de hongerwinter van eind 1944 naar het oosten trok om voedsel te halen. Wij gingen ook op pad. Met zijn vieren. Vergeet niet dat we in ons huis 17 monden moesten voeden! Mijn vader en ik, een oom en een nicht. We hadden twee bakfietsen en twee gewone fietsen. Maar deze fietsen hadden natuurlijk geen rubber banden. Dat was afzien. Maandagochtend gingen we vroeg weg en ’s avonds waren we in Genemuiden. De route liep over de Zuiderzeestraatweg via Harderwijk. Hier kreeg iedere voorbijganger een kop soep!

Ik zie nog die enorme drukte van mensen die heen gingen en die weer terugkwamen. De volgende dag naar Dedemsvaart. We slaagden erin aardig wat aardappels te bemachtigen. Sommige boeren waren echt gastvrij. Daarna terug naar huis. Bij Zwolle de IJssel over. En wat was ik moe. Zo erg moe ben ik nooit meer geweest. Mijn oom zei:’Elke meter die je aflegt ben je dichter bij huis.’ Dat gaf me troost en moed.

Het geloof

Wat het geloof betreft was mijn vader een rots in de branding. Hij was in 1942 ouderling in onze kerk geworden. Ik vind dat het geloof steun gaf aan ons gezin. Wij gingen twee maal per zondag naar de kerk. En zondagavond zorgde het zingen bij het orgel voor veel geborgenheid, Ik speelde op het harmonium. Dat is een traporgel, dat in vele huiskamers stond. Ik begeleidde de familie bij het zingen van de psalmen. Dat gaf een veilig gevoel.

Moest u als kind toch ‘volwassen’ dingen doen?
Wij hadden 17 mensen in huis. Dat betekende werken en discipline. Ik moest mijn vader helpen in de melkwijk. En we moesten hout hebben voor de verwarming en het koken. Ik ging naar het Sanatoriumbos om boomstronken te rooien. Zwaar werk. Vooral de berkenstronken waren lastig. Ik ben blij dat ik dat nu niet meer hoef te doen!

Heeft u familieleden verloren in de oorlog?
Ja, een nichtje. En dat maakte diepe indruk. Mijn oom (broer van mijn vader) was schipper. Hij voer in Dordrecht en kreeg bevel te stoppen. Hij voer wat door om te kunnen draaien en werd toen beschoten. Mijn nichtje kwam net aan dek en werd in haar borst geraakt…

Wat is de belangrijkste les die u geleerd hebt?
Wat ik belangrijk vind, als het om oorlog en vrede gaat, is dat je niets doet wat tegen je geweten in gaat. Dat is niet altijd makkelijk. Daar is veel moed voor nodig.

Interview met Cor Verboom door Daan, Floris, Berend en Joris - fotograaf: Sven Jaeger
Cor Verboom samen met Daan, Floris, Berend en Joris - fotograaf: Sven Jaeger
Interview door schoolkinderen in 2015

Door: Daan, Floris, Berend, Joris

Toen de oorlogskinderen naar school toe kwamen verwelkomden wij hen met een kop koffie of thee. Daarna gingen we meteen aan de slag. We vroegen hoe hij de inval van de Duisters vond.

‘Ik was toen 9 jaar, ik vond het erg schokkend natuurlijk,’ antwoordde hij. ‘Ik werd ‘s ochtends wakker van de stemmen die mij riepen. Het waren de stemmen van mijn vader en twee ooms. Het was 10 mei, de vrijdag voor Pinksteren. Mijn ooms en vader keken door het zolderraam richting Soesterberg. Er was veel lawaai en ik hoorde schoten. Voor mij was het als klein jochie heel spannend. Ik zag vliegtuigen neerstorten. In die tijd was er geen school, want iedereen was ontregeld. Mijn vader was in die tijd melkboer. Ik moest soms met mijn vader mee om melk te brengen bij de klanten.’

Tijdens de oorlog woonde meneer Verboom met 16 andere mensen in een winkelpand. Toen meneer Verboom 14 jaar was moest hij met een bakfiets met houten banden helemaal naar Overijssel fietsen. De weg zag zwart van de mensen die voedsel gingen halen.

Dankzij zijn moeder is hij een dagboek begonnen in 1941. Zijn vader had een paard om te werken niet om op te zitten en hij had ook geiten om geslacht te worden. Verjaardagen gingen wel gewoon door.

Bij de bevrijding deelden de Canadese soldaten chocolade en sigaretten uit. Dat maakte veel indruk op meneer Verboom.