Terug naar overzichtTerug naar overzicht
Bemmel van, melkhandel

Interview en verslag: Cees Baan
Gepubliceerd op Geheugen van Zeist december 2013

Naam: Kees van Bemmel
Leeftijd: 75 jaar
Geboren in Zeist
Getrouwd met Hennie
Kinderen: 3 kinderen, 7 kleinkinderen
Beroep: onder andere melkboer, kruidenier, schaapherder, reserve politie, conciërge, gebouwenbeheerder, diverse buitenlandse projecten, koster.

Hoe lang heeft u gewerkt? Vanaf mijn dertiende en ik doe nog steeds vrijwilligerswerk.

Mooiste ervaring: ’Het feit dat ik zoveel mensen ken, mensen die mij vertrouwen. In de jaren dat ik melkboer was, voelde ik dat mijn klanten gewoon vrienden en vriendinnen waren. Daar draaide het allemaal om. Contact op basis van vertrouwen!’

Ik weet nog precies wie waar woonde en van huis tot huis kan ik je de namen geven

De bijna 2 meter lange Kees van Bemmel (1938) werkte vanaf zijn dertiende bij zijn vader als melkboer. Later begon hij, naast de Oude Molen, voor zichzelf en had er zelfs een kruideniers uitbrengzaak bij. Hij liep de wijk van de Noordweg en Koppelweg. ’s Ochtends rond vijf uur beginnen met het verzorgen van de paarden, koeien en schapen. Vervolgens naar de melkfabriek, dan de wijk in, daarna de winkel en ’s avonds administratie. ‘Ik werkte zesenhalve dag per week! ’s Zondags kon ik nog net naar de kerk. Als melkboer was ik niet zo geschikt, maar ik hield van het directe contact met de klanten. Ik weet nog precies wie waar woonde en van huis tot huis kan ik je de namen geven.’ In 1966 raakte van Bemmel overspannen en stopte hij met de zaak. Kees van Bemmel is bijna 50 jaar getrouwd (april 2014) met ‘zijn’ Hennie, vader van 3 kinderen en grootvader van 7 kleinkinderen.

Familie van Bemmel had melkmonopolie in Zeist

‘In 1914 is mijn vader als boerendaggelder aan de Kroostweg begonnen. Later is hij melk gaan venten. Op de Koppeldijk zat de melkfabriek waar mijn vader zijn melk haalde. Hij is op zijn fiets door Zeist gereden om te bezorgen. Vervolgens met de hondenkar, toen paard en wagen en langzamerhand ‘veroverde’ hij, tot 1929, heel Zeist. Behalve zijn melkwijk had hij ook nog een boerderij met koeien, paarden, schapen. Mijn moeder ging karnen en maakte kaas. Er kwam een knecht in dienst. En we hadden ook nog een klein kruidenierswinkeltje. Er werd thuis echt hard gewerkt en die instelling krijg je dan vanzelf mee.’

Het was dus heel gewoon dat de kinderen (jullie waren thuis met zijn zessen) volop mee hielpen?
‘Ik was op één na de jongste maar na de oorlog moest ik ook de handen uit de mouwen steken. Mijn oudste broers en zus liepen allemaal met melk langs de weg. In 1951 ging ik met mijn vader mee. Zes dagen per week. Wij hadden de Kroostweg, de Noordweg, de Koppelweg en Griffesteijn. Na verloop van tijd leerde ik mijn klanten kennen. Als het moet zou ik je alle namen nog zo kunnen geven.’

Hoe laat begonnen jullie ’s ochtends?
‘Om half vijf gingen we de paarden voeren. Kwart over vijf spanden we de paarden in voor de kar en vertrokken we naar de melkfabriek. Daar haalden we 30 melkbussen plus 50 stalen kratten melk, karnemelk en yoghurt. Mijn zus zorgde dat de boter, kaas en eieren klaar stonden. Om half acht trokken we de straten en wijken in. De familie van Bemmel had in de jaren ‘50 het melkmonopolie in Zeist. Er was toen nog een vrije melkhandel.’

Ik hoorde van alles, van klein leed tot groot geluk!

Toen jij voor jezelf begon, woonde je op de Koppeldijk, naast de Oude Molen. Wat was, in jouw ogen, het mooie van het werk als melkboer en kruidenier?
‘Ik genoot van het contact met de klanten! Met de meeste mensen kon ik lezen en schrijven. ’s Ochtends langs de weg en ’s middags in de winkel waar we van alles verkochten van fruit tot wasmiddelen. In die tijd mocht je geen bier op ‘de kar’ hebben. De politie controleerde daar streng op. Ik mocht het wel in de winkel verkopen, maar ik mocht het nabrengen! Die verkoop boeide me niet, maar ik hield van mensen. Even een praatje maken. Zo hoorde je van alles. Klein leed, groot geluk. Ze vertelden het allemaal.’

Wat hoorde je dan allemaal?
‘Nou, wat hoorde ik niet? Natuurlijk gingen de gesprekken ook over het mooie of juist het koude weer. Maar sommigen namen mij in vertrouwen over huwelijksproblemen, de zorgen over de kinderen, verdriet om het één of ander. Ik herinner me het verhaal van een moeder over haar kind dat ernstige maagklachten had. Toen zei ik: ‘Moet je nummer 20 van Nutricia nemen.’ Je had veel soorten babyvoeding. Karnemelksrijstepap, bloempap, gewone rijstepap, maar je had ook speciale pap voor maagklachten. Toevallig had ik bij Nutricia een voorlichtingsavond gevolgd, vandaar dat ik dat wist! Het was zelfs zo dat de dokter tegen andere moeders zei:’Als uw kind maagproblemen heeft, moet je even aan Kees vragen welke pap het beste is! Ook kwam ik bij een mevrouw die me vertelde dat ze ontslagen was en op zoek moest naar ander werk. Ik kwam ook bij Hendriks in de Lage Grond. Dat was een kwekerij. Hendriks zocht iemand die plantjes kon stekken. Op die manier liepen de contacten en kon je elkaar een handje helpen. Daarom maakte ik altijd even een praatje. Je was niet alleen melkboer maar ook een vertrouwenspersoon.’