Terug naar overzichtTerug naar overzicht
Havens van Zeist

Door R.P.M. Rhoen

Tot 1960 kende Zeist scheepvaart. En dus had Zeist ook havens.

Scheepvaart op de Biltse en Zeister Grift

Tot 1960 kende Zeist scheepvaart. De waterweg waarvan gebruik werd gemaakt, was de Biltse en Zeister Grift, gegraven tussen 1638 en 1642. De heer van Zeist was eigenaar van het beurtveer. De woning van de beurtschipper, het Schippershuis genaamd, lag aan de Waterigeweg aan het eind van de Schipperssloot, een zijtak van de Grift. Vanuit Zeist werd lang een geregelde dienst op Utrecht en Amsterdam onderhouden. Het aantal schepen dat in Zeist thuis hoorde bedroeg in 1891 12 en in 1929 was dat 15. Het waterpeil in de Grift werd geregeld door een tweetal sluizen: de Biltse sluis tegenover de Kerklaan in De Bilt en de Koppelsluis in Zeist-West aan de Koppeldijk.

Over de bevaarbaarheid van de Grift werd regelmatig geklaagd. Volgens een opgave aan Rijkswaterstaat uit 1924 werden 3.200 schepen per jaar in de Koppelsluis geschut. De maximale lengte en breedte van de vaartuigen die de sluis konden passeren, bedroeg 23 meter respectievelijk 3,50 meter en de gemiddelde grootte was op 10 ton te stellen. Met ingang van 31 oktober 1926 werd de Grift gesloten verklaard voor motorvaartuigen. De firma Wed. C. Ekdom en Zonen te Zeist kreeg ontheffing voor de 3 motorschuiten. Deze firma nam eind jaren veertig de laatste boot uit de vaart. In 1960 hebben Provinciale Staten de Grift van de lijst van vaarwateren afgevoerd.

Haven aan de Waterigeweg
De loswallen aan de Waterigeweg

De sloot naast de Waterigeweg wordt Schipperssloot genoemd; vroeger ook wel Schippersvaart. Oorspronkelijk behoorde de Schipperssloot tot het Slotcomplex. In 1872 kocht de gemeente Zeist de Schipperssloot en de daarlangs liggende strook grond aan de Waterigeweg. De strook grond was in gebruik als particuliere lig- en losplaats. In 1908 werd de losplaats vergroot en kreeg toen een lengte van 300 meter. Bij het Schippershuis (verbouwd 1914; afgebroken 1961) lag de loswal van de firma Ekdom met het schuitenhuis. Het aantal gemeentelijke loswallen bedroeg 22. Voor het laden en lossen stonden er twee kranen. De loswallen werden vaak gebruikt als opslagplaats van vuilnis, mest, bagger, stenen, pannen en andere goederen; inclusief de karren. Regelmatig werd hiervoor ook nog de (smalle) Waterigeweg gebruikt. Een onooglijke toestand waar zelfs Gedeputeerde Staten zich mee bemoeiden. In 1930 werd de gemeentelijke losplaats opgeheven.

De Nieuwe Haven

Om de situatie aan de Waterigeweg te verbeteren kocht de gemeente Zeist in 1927 van de N.V. Park Kersbergen 2 hectaren grond van de buitenplaats Kersbergen voor de aanleg van een nieuwe haven. Dat terrein stond vanouds bekend als ‘De kweek van Van Dijk’. De nieuwe haven die aangelegd werd, was 190 meter lang, 10 meter breed en 1,5 meter diep. Daarlangs kwamen 38 loswallen met een breedte van 13 meter te liggen en een weg die 5 meter breed was. De haven was vanaf de Utrechtseweg, naast het pand nummer 88, bereikbaar. In 1928 verleenden Gedeputeerde Staten aan de gemeente Zeist vergunning voor een toegang naar de Grift. Begin 1930 waren de werkzaamheden klaar en kon de haven in gebruik worden genomen. J. Smal, een gepensioneerde onderofficier van het Koninklijk Nederlands Indisch Leger (KNIL) werd als walbaas aangesteld. In 1932 bleek dat het vrachtverkeer over de weg zich zo sterk ontwikkeld had, dat er haast geen transport over het water plaats vond. In 1939 werd slechts één schuitje turf aangevoerd. Het Haventerrein werd steeds meer door Gemeentewerken in gebruik genomen. En in 1954 vestigde de Zeister Werkplaats er zich. In verband met de bouw van de brandweerkazerne en de gemeentelijke werkplaatsen werd de haven in 1965 gedempt.

Aquarel van de Schipperssloot
Opmerking

In 1992 verscheen in Seijst, het bulletin van de Van de Poll-Stichting, nummer 4, pagina 77-97, het artikel ‘De Nieuwe Haven bij Kersbergen’.