Terug naar overzichtTerug naar overzicht
't Onvolprezen Zeister Bosch

In 2014 is de tentoonstelling georganiseerd over het onvolprezen Zeister bosch. Tekst door tentoonstellingscommissie, samengesteld door mevrouw E. Stades-Vischer

Originele tekeningen, gravures en foto’s zijn afkomstig uit de archieven van het Gemeentearchief Zeist (GAZ) en Zeister Historisch Genootschap (ZHG).

Inleiding

Het Zeisterbos ligt aan weerszijden van de Woudenbergseweg. Het is 184 hectare groot en vormt samen met de parken en bossen van de buitenplaatsen Hoog Beek en Royen en Pavia een brede groene strook aan de oostzijde van Zeist. Tot 1913 was het bos particulier eigendom, waar vrije wandeling was toegestaan. Het maakte het dorp Zeist aantrekkelijk als woonplaats en toeristisch oord. Honderd jaar geleden kocht de gemeente Zeist de “wijd en zijd vermaarde Zeister Bosschen” uit de nalatenschap van mevrouw A.C.A. Pauw van Wieldrecht-Voombergh. In de veilingcatalogus werden de percelen aangeprezen als mooie locaties voor villabouw. Door de aankoop heeft de gemeente voorkomen dat het bos is vol gebouwd.

Affiche tentoonstelling 't Onvolprezen Zeister Bosch
Gedicht Wonderboom, 12 juli 1912
Oorsprong

Het Zeisterbos vindt haar oorsprong in het Bos van Beek en Royen. Dit hoorde bij de 18de-eeuwse buitenplaats Beek en Royen aan de Tweede Dorpsstraat. Het bos strekte zich uit aan weerszijden van de Laan van Beek en Royen en de Woudenbergseweg, de zichtlaan van het huis. In de 19de eeuw zijn hier nog de buitenplaatsen Hoog Beek en Royen en Pavia aangelegd. Sinds de aankoop in 1913 hebben bijzondere ontwikkelingen plaats gevonden in het bos, zoals de aanleg van de algemene begraafplaats (1916), de bouw van het ziekenhuis (1926), kleinschalige woningbouw (vanaf 1919) en de vestiging van het bezoekerscentrum De Boswerf (1976). Ooit was er een kleine dierentuin, waarvan de kunstrots bij de manenschapen naast het Jagershuis nog getuigt. In 1994 werd Het Utrechts Landschap eigenaar en beheerder van het Zeisterbos. Met de status van beschermd natuurgebied is bouwen-in-het-bos ook in de toekomst uitgesloten. De afgelopen eeuw was het wandelbos populair bij dagjesmensen en pensiongasten én als recreatiebos voor de Zeistenaren. In 1933 gaf Jan W. Kraal een beschrijving van ’t onvolprezen Zeister bosch in een toeristische gids.

De tentoonstelling in het Slot Zeist liet de geschiedenis van het Zeisterbos zien met historische kaarten, tekeningen en foto’s, documenten en filmfragmenten uit de collecties van het Gemeentearchief Zeist (GAZ) en het Zeister Historisch Genootschap (ZHG). Foto’s van Wim van der Ende toonden het Zeisterbos en de buitenplaatsen anno nu. In het Slottheater werden historische filmfragmenten vertoond. De tentoonstelling werd samengesteld door het ZHG en het GAZ in opdracht van de Erfgoedpartners van Zeist en is financieel mogelijk gemaakt door de Gemeente Zeist.

1913 Aankoop en protest

Na de dood van Mevrouw de Douairière Mr. M.C.H. Ridder Pauw van Wieldrecht, geboren A.C.A. Voombergh besloten haar erfgenamen de Zeister Bosschen (en de buitenplaats Pavia) openbaar te veilen. In de verkoopcatalogus worden 53 percelen genoemd “door hunne aangename ligging zeer geschikt voor bouwterrein”. Veel mensen waren daarop bang dat het unieke wandelbos in handen van bouwspeculanten zou vallen. De gemeente Zeist besloot het bos te kopen om het te behouden. Het was immers van groot belang voor het toerisme. Voor de som van 407.735 gulden werd Zeist op 17 september 1913 de nieuwe eigenaresse van 198 hectare bos. De buitenplaats Pavia bleef eigendom van de erfgenamen.

Om de kosten terug te verdienen wilde de gemeente een deel van het bos als bouwterrein exploiteren. Hiertegen kwam uit het hele land protest. Door een handtekeningenactie en een oproep door de VVV bleef de bebouwing beperkt tot de Krullelaan en het Mooie Laantje (Prof. Lorentzlaan). Het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog in 1914 had als gevolg dat uiteindelijk minder percelen zijn verkocht en bebouwd.

De bossen van Zeist

In de vroege middeleeuwen behoorde de Utrechtse Heuvelrug tot een uitgestrekt bosgebied. Door overbeweiding en het kappen van brand- en bouwhout was de streek rond 1600 bijna helemaal ontbost. Er ontstonden grote zandverstuivingen. Op oudere kaarten zijn duidelijk ‘duinen’ bij Zeist ingetekend. Het land was aan het einde van de 18de eeuw nog zo kaal, dat men vanuit Zeist de torens van Amersfoort, Leusden, Driebergen en Doorn kon zien.

Met de aanleg van de buitenplaatsen Slot Zeist (1685) en Beek en Royen (1730) werden delen van het Zeister grondgebied opnieuw bebost. Het Slot werd omgeven door rijk aangeklede tuinen, een park- of wandelbos met stervormige aanleg en uitgebreide productie- en jachtbossen. Dit deel werd aanvankelijk het Voorbos of Zeister Bosch genoemd. Door bebouwing is het oorspronkelijke Voorbos/Zeister Bosch verdwenen.

De naam is aan het eind van de 19de eeuw overgegaan op het Bos van Beek en Royen. Dit bos hoorde bij het bescheiden huis Beek en Royen aan de Tweede Dorpsstraat. Het had een kleine formele achtertuin en een uitgestrekt boscomplex aan de voorzijde met een zichtas op de kerktoren van Leusden (huidige Laan van Beek en Royen/Woudenbergseweg). Hier lagen dicht bij het huis een ‘plezierbos’ met sterrenpatronen en slingerende wandelpaden en verder weg bossen voor jacht en houtproductie. Het Bos van Beek en Royen zou zich onder de naam Zeister Bosch ontwikkelen tot dé toeristische attractie van Zeist.

De ontginning van woeste gronden – heidevelden in de omgeving van Zeist – is in de 19de eeuw door de overheid gestimuleerd om de welvaart te bevorderen. Een wet uit 1809 met als doel het in particulier eigendom brengen van gronden gaf bijvoorbeeld 50 jaar belastingvrijdom. De gemeente Zeist verkocht heidegrond aan particulieren onder voorwaarde dat zij deze in cultuur zouden brengen door er landbouwgrond van te maken of door bossen aan te planten. Rond 1815 bestond het grootste deel van de bossen in Zeist uit sparrenbos. Er was toen ruim 500 hectare bebost.

Zo is het groene karakter van de gemeente Zeist te danken aan de bossen en parken, die vanaf de 19de eeuw voornamelijk door particulieren zijn geplant en aangelegd, zoals het Panbos, het Dijnselbos, het Sanatoriumbos, het Patijnbos, het Pestersbosje, de Schaerweijder bossen, het Molenbosch, het Kerckebosch, het Pleinesbos, het Willem Arntszbos, de bossen bij Austerlitz én de parken bij tientallen buitenplaatsen. Hoewel sommige zijn verdwenen, ingeperkt of verkaveld, is er genoeg groen over om Zeist Stad in het bos te noemen.

Kaartje uit Nieuwe Groote Gids Zeist, 1907
Buitenplaatsen en het Zeisterbos

Beek en Royen

Het huidige Zeisterbos gelegen aan weerszijden van de Woudenbergseweg behoorde oorspronkelijk tot de grote 18de-eeuwse buitenplaats Beek en Royen (Tweede Dorpsstraat 56) en was tot eind 19de eeuw bekend als het Bos van Beek en Royen.

Hoog Beek en Royen

Enkele jaren na het overlijden in 1816 van de eigenaar van Beek en Royen, Johannes van Laer, werd de buitenplaats geveild en in stukken verkocht. Albert Voombergh kocht in 1825 twee percelen grond aan de Driebergseweg en bouwde er een klein buiten dat de naam Hoog Beek en Royen kreeg (Driebergseweg 1-2a). Het Bos van Beek en Royen verwierf Voombergh in 1830. In 1836 liet hij rond het buitenhuis een landschapspark met slingervijver aanleggen naar ontwerp van tuinarchitect J.D. Zocher jr. Het park is sinds 1945 voor publiek opengesteld. De rechte bomenlaan tussen de Driebergseweg en de Arnhemse Bovenweg, de Kippenlaan, is een restant van de oude aanleg, die bij Beek en Royen hoorde.

Pavia

Omstreeks 1861 werd ten noorden van de Arnhemse Bovenweg in een klein deel van het Bos van Beek en Royen de buitenplaats Pavia (Laan van Beek en Royen 45-45a) gesticht door het echtpaar Aletta Cornelia Anna Pauw van Wieldrecht-Voombergh (1828-1913) en mr. Matthieu Christiaan Hendrik ridder Pauw van Wieldrecht (1816-1895). Het omringende landschapspark met een serpentinevijver is een ontwerp van tuinarchitect Jan Copijn. Bij de buitenplaats behoorden een koetshuis aan de Laan van Beek en Royen, bekend als de Boskapel, een tuinmanswoning, een chalet en een “zeer fraai van hout op steenen voet gebouwde villa”, ook bekend als het Noorse huis, uit circa 1886. Het laatste stond aan de Arnhemse Bovenweg en is vóór 1945 afgebroken in het kader van een bouwplan, waarvan uiteindelijk alleen de Beatrixlaan is gerealiseerd.

Beek en Royen, tekening 1975 Chris Schut
De knuppelbrug, foto circa 1910 J.W. Kraal
Het water

Bij de aanleg van de vijvers van Hoog Beek en Royen en Pavia is gebruik gemaakt van een bestaande oude waterloop, een zogenaamde spreng. Deze bosbeek is al zichtbaar op de kaart van Beek en Royen uit 1771. Foto’s uit de eerste helft van de 20ste eeuw laten nog een stromende beek zien, maar nu is hij grotendeels verdroogd vanwege de lage grondwaterstand.

Naar buiten!

Eind 19de eeuw ontwikkelde Zeist zich als landelijk bekend recreatieoord. Het dorp was gunstig gelegen en omgeven door aantrekkelijk natuurschoon met verschillende attracties. Met de opening van de paardentramlijn naar Utrecht (1879), de lokaalspoorlijn Utrecht-Zeist (1901) en elektrische tramlijnen naar Utrecht, Driebergen en Amersfoort (tussen 1909 en 1914) werd Zeist voor steeds meer mensen goed bereikbaar. Bovendien kreeg iedereen (een beetje) vrije tijd en werd men zich bewust van de goede invloed van de natuur.

In 1897 was de Vereeniging tot verfraaiing der gemeente Zeist en tot bevordering van het Vreemdelingeverkeer opgericht met als doelstelling de welvaart van de burgers te laten toenemen door mensen als toerist of toekomstige bewoner naar Zeist te trekken. Dit kon onder andere bereikt worden door:

  • aandacht vestigen op schone natuur en gezonde lucht
  • het aanleggen en onderhouden van parken, wegen en wandelpaden
  • het opstellen van banken en tenten
  • het kosteloos verstrekken van inlichtingen over verblijf in Zeist
  • het bevorderen van openbaar vervoer

De eerste Gids voor Zeist, uitgegeven door de Vereeniging, verscheen omstreeks 1896 en was voorzien van een gevouwen Wandelkaart voor Zeist, Rijzenburg en Driebergen. Kraal’s Boek- & Kunsthandel aan de Slotlaan was hét adres voor toeristische informatie.

De meest geliefde bestemming was het Zeisterbos. Niet alleen vanwege de aanleg van wandelwegen en beplanting, maar ook door allerlei attracties. Belangrijke attracties waren de waterpartijen – de sprengkop (Koekepan), de bosbeek en de vijvers – met keien- en knuppelbruggetjes. Maar ook het reliëf sprak tot de verbeelding. Beboste zandduinen kregen namen als ‘Valleien’, ‘Klein Zwitserland’ en ‘’t Groene Bergje’. Voor de oorlog werden de ‘Wonderboom’ en de ‘Schuine berk’ druk bezocht.

Als extra attractie zijn door de gemeente het bizonpark en het hertenkamp aangelegd. Bij het Jagershuis was korte tijd een dierenpark.

Behalve door toeristen is het bos ook gebruikt als plaats voor bijzondere samenkomsten, openluchtspelen en sportactiviteiten. Voor veel verenigingen is het nog steeds de ideale plaats voor buitenactiviteiten.

Bekijk ook de fotogalerij ’t onvolprezen Zeister bosch.