Terug naar overzichtTerug naar overzicht
Andel van, huisarts

Interview en verslag: Ine Kievits
Gepubliceerd op Geheugen van Zeist april 2016

Kader

Naam: Jeannette van Andel
Leeftijd (in april 2016): 65 jaar
Geboren in: Dieren, gemeente Rheden
Niet getrouwd en geen kinderen

Beroep: huisarts
Praktijkadres toen: Huydecoperweg 6
Periode: zo’n 23 jaar in Zeist en bijna 7 jaar in De Bilt

De eed van Hypocrates (eed die alle doktoren afleggen
De meeste werkzame huisartsen in 1997 met op de voorste rij huisarts van Andel als 5e van rechts
Mijn mooiste ervaring

Het contact met mensen en het vertrouwen dat mensen in je hebben, heeft mij altijd ontroerd. Dat je mensen kunt helpen op medisch gebied maar ook in de relationele sfeer of met opvoedingsvragen. Kortom, dat ik ze kon helpen op veel fronten. Oh, en kinderen en hun reacties natuurlijk. Kinderen zijn nog zo puur, zo zichzelf. Al zijn kinderen wel erg veranderd; veel mondiger geworden, soms dat ik denk: hallo zeg. Toch blijft dat spontane me boeien. Daar houd ik wel van, van bijvoorbeeld dat pure boos zijn of je om de hals vliegen, en om ze gerust te stellen als ze bang waren, daarvan ook. Maar de palliatieve zorg heeft toch echt mijn hart.

Wat wilde ik later worden?

Ik was 6 of 7 toen ik al dokter wilde worden. Ik las graag en kreeg de boeken van Albert Schweitzer in mijn handen waarna ik dacht: ik ga dokter worden en ik ga naar Afrika. Nou, het eerste is gelukt en het tweede niet, althans niet om daar te gaan werken. Het zit wel in mijn hart, Afrika. Toen ik op de middelbare school zat, heb ik weleens getwijfeld en gedacht ja, ik heb het gezegd en trouwens wat moet ik anders doen?

Huisarts van Andel in actie op voetbalveld
De artsenopleiding

Op de universiteit hadden we een nogal theoretische opleiding in het begin. Voordat ik een eerste patiënt zag, was ik geloof ik al derdejaars. Het was natuurkunde, scheikunde, biologie en microscopengedoe en zo. Pas in de co-assistententijd werd het interessant. Ik wist toch niet zo goed wat ik moest doen: kindergeneeskunde, huisarts, chirurgie? En zou ik het wel kunnen? Bij gebrek aan alternatief ben ik toch maar weer gewoon doorgegaan. En huisarts, bij de mensen thuis komen, in de gezinnen, leek me uiteindelijk het mooiste.

Het ziekenfonds en de particuliere patiënt

Tot 2006 was iedereen onder een bepaalde inkomensgrens verplicht verzekerd via het ziekenfonds van de overheid. Mensen met een inkomen boven die grens waren ‘particulier’ en konden zich voor ziektekosten verzekeren bij een zorgverzekeraar. De ziekenfondspatiënten konden gratis naar de arts, voor hen kreeg je als arts een bepaalde vaste vergoeding per jaar. De particulieren moesten elk consult betalen en konden de kosten eventueel terugkrijgen via de zorgverzekeraar. Dat maakte het weleens lastig als je uit jezelf op huisbezoek ging om te kijken hoe het met een patiënt ging. Kon je dan een rekening uitschrijven of niet? En als je dan nog eens kwam? En het was ook lastig als mensen een betaalachterstand hadden maar dan wel weer naar me toekwamen voor een consult. Ja, daar heb ik weleens kromme tenen van gekregen. Ik vond het gênant; kon het niet zo goed. Die directe betaling van hulpverlening, nee, daar houd ik helemaal niet van.

Het patiëntencontact toen en nu

Vroeger en nu was de consulttijd tien minuten. Dat is niet veranderd. Er is nu wel zoveel (intern) overleg dat de patiëntenzorg eronder lijdt. Weet je dat toen ik begon er wel tien huisbezoeken per dag waren? Dat is nu bijna helemaal weg. Zieke kinderen moeten nu gewoon naar de praktijk komen waar vroeger de opvatting heerste dat je met koorts niet naar buiten mocht. En overspannen mensen, daar ging ik vroeger elke week bij kijken hoe het ermee ging. Dat kan nu echt niet meer. Dat kunnen mensen zich niet eens voorstellen als ik dat vertel. Ook ging ik regelmatig naar nabestaanden om te kijken hoe ze het maakten. Dat hoeft niet altijd meer, maar dat de zorg nu helemaal medisch noodzakelijk moet zijn, vind ik jammer.

De kennis van toen en nu

In mijn beginperiode was er nog niet zoveel bekend over bijvoorbeeld Alzheimer bij mensen onder de zestig. Ik heb het ook wel eens over het hoofd gezien bij een patiënt. Die dronk veel en was wat in de war maar nadat ik hem had doorverwezen, bleek hij een vorm van dementie te hebben. Ik dacht: potverdorie, dat heb ik gewoon niet in de gaten gehad. Zo weinig kwam je het tegen. En je moest alles opzoeken in boeken, in je grote medicijnenklapper (het kompas), of aan collega’s vragen. Computers waren er nog niet; het internet bestond nog niet. Je werd verondersteld alles uit je hoofd te weten, zo was je ook opgeleid.

In 1995-1996 kwam de eerste computer in onze praktijk en die kwam er voor de rekeningen. Pas eind jaren negentig zijn we begonnen patiëntgegevens in de computer te zetten. Dat is nog geen twintig jaar geleden hoor. De groene patiëntenkaarten die we tot die tijd gebruikten, hebben we trouwens nog lang naast de computer bijgehouden. En het papieren archief hebben we tot in deze eeuw bewaard.
En ik weet nu nog die stroomstoring op een kwade maandagochtend. De bel deed het niet, de telefoon niet, het licht niet, de computers niet. We konden niets meer. Dat was erg.

Alles kun je nu opzoeken op het internet. Onze huisartsenstandaarden worden regelmatig geüpdatet, en als een patiënt me vertelt dat er goede informatie over iets te vinden is op die en die website, ga ik ’s avonds even achter de computer zitten. Kijk, als jij een bepaalde ziekte hebt, ga je op het internet gericht zoeken. Ik kan dat niet doen voor honderden mogelijke ziektes.

Palliatieve zorg

Mijn hart heeft altijd gelegen bij de palliatieve zorg. Dat is de zorg die de kwaliteit van het leven verbetert van patiënten met een ongeneeslijke ziekte en hun naasten. Deze benadering heeft tot doel het lijden zo goed mogelijk te verzachten. Aan de ene kant kon ik vaak niets doen, en aan de andere kant kon ik heel veel doen. En daar kreeg ik heel veel voor terug.

Een terugblik

Als ik opnieuw 6 of 7 jaar zou zijn, zou ik weer voor dit beroep kiezen, of, nou, dan zou ik misschien wel voetballer worden. Dat kon in mijn jeugd niet als vrouw. Er bestonden geen vrouwenteams of vrouwelijke trainers. Nu wel. Of ik prof geworden zou zijn, weet ik niet. Of wel?