Zeist’s beste zonen sneuvelden in de strijd voor de vrijheid. Arnold van de Kamp: Fanatiek verzet.
Velen, die met Arnold van Kamp hebben samengewerkt zijn vroeg of laat in handen gevallen van de overweldigers. Het is daarom bijzonder moeilijk gebleken een beeld te krijgen van de illegale verrichtingen van Arnold. Langzaam is de figuur van deze jonge, maar fanatieke strijder voor ons gaan leven. Weliswaar woonde hij in Zeist, doch zijn activiteiten, welke fel waren gericht tegen de indringers, ontplooide hij eerst in Driebergen en – toen de grond hem daar te warm werd – Langbroek en Cothen.
Reeds toen de krachten nog niet waren gecoördineerd nam Arnold al actief deel aan het verzet en wellicht uit deze prilste tijd heeft hij de drang tot daden overgehouden. Eenmaal in georganiseerd verband trok hij er dikwijls alleen op uit en kwam bij zijn commandant in Langbroek dan weer eens met een Duits geweer, soms met een kist munitie. Zo groeide het wapenarsenaal.
Het hoofdkwartier – misschien een beetje wijdse benaming – was gevestigd bij een bakker, die juist voor de kerk woonde. Met de koster van deze kerk was een goede afspraak, dat de wapens op de kerkzolder mochten worden verborgen. De wapens werden bij de bakker gebracht en wanneer het donker was, vervoerde men de buit via de tuin van de bakker en het kerkhof naar de kerkzolder.
Op een kwade dag was het echter niet meer mogelijk bij de bakker te vergaderen en zo werd de schuilplaats op de kerkzolder ook minder gemakkelijk te bereiken. Men besloot dus de wapens een andere plaats te geven.
Arnold kreeg van zijn commandant de opdracht met de grootste voorzichtigheid een nieuwe schuilplaats te zoeken. Dit was een kolfje naar zijn hand. Door zijn werkzaamheden in de spionagedienst – hij werkte namelijk ook samen met Jan Meijer uit Zeist, die eveneens gevangen is genomen en het leven offerde voor de vrijheid – was hij in de omgeving van Cothen en Langbroek goed bekend geworden. Vrij spoedig lukte het hem een landbouwer te vinden, die een goede Nederlander bleek. Samen hebben zij in een kippenhok een groot gat gegraven, waarin een haverkist paste. Zo werd een goede schuilplaats voor de wapens gemaakt.
In de nacht, dat de wapens zouden worden vervoerd van Langbroek naar Cothen – want daar woonde de boer – werden de verzetsstrijders verrast door lichte sneeuw en vorst. Wapens en munitie waren al van de kerkzolder gehaald, toen men het ontdekte. De veiligheid gebood met het transport te wachten. In overleg met Arnold werd besloten de kostbare lading te verbergen in een graftombe.
Veel later zijn de wapens toch naar de nieuwe schuilplaats gebracht, doch Arnold was hierbij niet van de partij, omdat hij elders werk moest verrichten. Hij was zelfs niet op de hoogte van het feit. Toen hij kort daarop gegrepen werd, bleek, hoe deze samenloop van omstandigheden geluk betekende voor zijn mede-verzetsstrijders. Men kent de gruwelijke methoden om een gevangene aan het spreken te krijgen. Zelfs Arnold was niet bestand tegen de martelingen en vertelde van de wapens in de graftombe. De Duitsers vonden echter niets.
De periode in Driebergen is moeilijk te achterhalen. Vast staat, dat Arnold deel uitmaakte van een groep, welke spontaan was opgericht, doch welke niet onmiddellijk was opgenomen in het georganiseerde verzet. Verschillende keren heeft Arnold deelgenomen aan acties aan de spoorlijn. Doordat men nog niet de beschikking had over springstoffen maakte men gebruik van een wissel. Deze werd op de rails geplaatst, waardoor een trein ontspoorde.
Een andere keer brak men een groot deel van de rails uit en op deze wijze werd herhaaldelijk veel schade berokkend aan de bezetter. Voor dergelijke gevaarlijke opdrachten klopte men bij Arnold nimmer tevergeefs aan.
Toen de landwacht en de Duitsers in Driebergen echter verschillende arrestaties verrichtte, kneep Arnold er tussen uit en verdween in Cothen, waar hij spoedig contact had opgenomen met de verzetsgroep. Bijzonder actief is hij geweest als verbindingsman tussen de commandant, die in Langbroek woonde, en de sectie in Cothen.
Zoals zovelen is Arnold ook door verraad gevallen, tegelijk met zijn verzetsvriend Van Leur, bij wie hij als het ware ondergedoken was. Een meisje, dat Arnold van nabij kende, had connecties aangeknoopt met een landwachter en aan deze verrader vertelde zij de geheimen van de verzetsgroep, waarvan zij enige jongens kende. Zo gebeurde het, dat op een kwade avond zes landwachters – Nederlanders dus – het huisje in Cothen overvielen. Aan ontvluchten viel niet meer te denken. Arnold en zijn vriend werden als gevangene meegevoerd. Eerst werden ze met veel slaag en schoppen naar Driebergen getransporteerd en vervolgens werden ze in de nacht naar Utrecht overgebracht.
Een maand van tergende onzekerheid kroop voorbij. Toen kwam het bericht, dat hij op 20 maart 1945, bijna in het licht van de bevrijding, voor het peloton het leven offerde. Een jong kostbaar leven werd wreed afgesneden en ging op in de roffel van rokende schoten. De opgewektheid van Arnold, zijn eenvoudige sympathieke figuur en zijn grote genegenheid voor de medemens zal echter blijven voortleven in de herinnering.
Deze herinnering is bovendien versterkt door de laan in de Verzetswijk, welke Arnolds naam draagt.
Op 20 oktober 1952 is Arnold van de Kamp geëerd met een straatnaam Arnold van de Kamplaan.
Zeister Nieuwsbode 13 november 1953; H.J. Koster