Cornelis Matheus Johannes Maria Burger – ook bekend als Kees Burger – was breed in de schouders en flink uit de kluiten geschoten. Hij was als het ware voorbestemd voor het werk in het verzet. Bovendien bleek hij de Duitse taal goed machtig, iets dat hem vele malen goed van pas is gekomen.
Kees was zondermeer moedig. Geen opdracht was hem te zwaar en geen onderneming te gevaarlijk. Een open, vierkante kerel van goed twintig jaren, toen hij zich – in grenzeloos Godsvertrouwen – inzette voor de goede zaak. Zijn rijke fantasie heeft hem vele malen schier onoplosbare raadsels doen ontwarren en wellicht maakte zijn jeugd hem een tikkeltje overmoedig. Zo streed hij, als man, van het eerste uur en hij werd geveld door verraad. In de duinen van Overveen werd hij doodgeschoten. Hij offerde zijn leven blijmoedig in de wetenschap, dat zijn lieve moeder gesterkt zou worden dit schrijnende verdriet te dragen.
Voor Kees was er slechts één reactie mogelijk op de vuige overval van de Duitsers: verzetten. Verzet plegen ook of juist toen de overmachtige vijand het land wurgde en trachtte te knechten onder de gehate laars. Zo werkte Kees alleen. Hij dacht nauwelijks aan de mogelijkheid van coördinatie. Eenmaal terecht in het georganiseerde verzet had hij zich spoedig een schier onmisbare plaats verworven in de Raad van Verzet en later ook in de Landelijke Organisatie voor hulpverlening aan onderduikers, kortweg de LO genaamd.
Alsof het de meest gewone en legale zaak van de wereld was, reisde Kees met soms vier, vijf onderduikers tegelijk om de jongens een goed heenkomen te bezorgen. Het is moeilijk om bij deze dynamische figuur het werkelijke begin te vinden. Wellicht was het de poging om aan persoonsbewijzen te komen. Het ging even eenvoudig als brutaal. In de snel vallende schemering van de avond stonden Kees en een makker langs de weg. Zogenaamd als leden van de Sicherheitsdienst hielden zij NSB-ers aan om de PB te controleren. Prompt werden de waardevolle papieren in beslag genomen en zo spoedig mogelijk aan de nieuwe “eigenaar” uitgereikt. Later kwam de vervalsing van de documenten op grote schaal en was dit kruimelwerk niet meer nodig.
Met deze ogenschijnlijk onbelangrijke karweitjes heeft Kees zich echter het nodige zelfrespect en de noodzakelijke brutaliteit aangemeten. Daarmee gewapend was hij later tot grotere dingen in staat.
Eén van de grote opdrachten, die altijd zal blijven genoteerd is de overval op het ziekenhuis aan de Zuidsingel te Den Haag. Een zekere Damstra was door de SD verwond, toen men hem wilde arresteren. Hij werd in het Haagse ziekenhuis opgenomen op een speciale SD-zaal. Kees werd uitgezocht om geheel alleen de zaak te verkennen en de beraamde overval intern voor te bereiden. Gewapend met een gebrekkig pistool, maar met een niet te schokken zelfvertrouwen, vertoonde hij zich op de ziekenzaal, zogenaamd om een verhoor af te nemen. Ondertussen wist hij de betrokkene te waarschuwen. Hij had de zaak zo haarfijn uitgestippeld, dat de overval zo glad als maar mogelijk verliep.
Kees durfde veel risico te nemen. Een van de vele voorvallen, waarin hij op het nippertje aan de grijpende arm van de SD wist te ontkomen, speelde zich in Utrecht af. In een hotel vond hij een aantal jongens, die of ondergedoken of in Duitsland moesten zijn. Kees sprak de knapen aan, toen hij plotseling een SD-er zag naderen. De Duitser meende reeds een goede vangst te hebben gedaan, toen een fel uitschietende vuist hem vloerde en op hetzelfde moment stond Kees buiten en was al uit het gezicht verdwenen, voordat de SD-er wist wat er was gebeurd. Overal waar de bezetter schade kon worden berokkend of waar gevangen landgenoten konden worden bevrijd, vertoonde de jonge, maar onversaagde Kees Burger zich.
In die dagen had men contacten met personen in het kamp Westerbork. Telkens wanneer een transport Joodse landgenoten zou worden verplaatst, kreeg men hiervan bericht. Kees was in die nachten altijd van de partij en in de omgeving van het station Arnhem heeft hij vele Joden, die uit de rij ware geglipt, weten op te vangen en naar veiliger oorden kunnen brengen.
Een jonge knaap had zijn plaats in het verzet ingenomen. Daarom wekte hij geen argwaan, toen hij bij Kees’ moeder een boodschap kwam brengen voor haar zoon. Ze vroeg hem een en ander op een briefje te schrijven, omdat ze bang was, dat ze het zou vergeten. Het briefje werd onder het tafelkleed geschoven.
Kees werd naar Utrecht ontboden om te onderhandelen over wapenleveranties. Terwijl hij en de jongen naar de Domstad waren, kreeg moeder Burger bezoek van de SD. Het gehele huis werd doorzocht en natuurlijk werd het nodige bezwarende materiaal gevonden. De nietsvermoedende Kees liep met zijn verzetsvriend in de stad.Nabij het punt, waar de ontmoeting zou zijn, werden beiden overvallen en gevangen genomen. Korte tijd later was de jonge knaap weer op vrije voeten, maar Kees Burger zat in de dodencel.
In Zeist heerste ondertussen een zenuwachtige spanning. Mevrouw Burger-Huinck was hevig ongerust. Vrienden waren reeds gewaarschuwd en trokken uit om Kees op te vangen, wanneer hij uit Utrecht zou terugkeren. Niemand wist nog, dat hij reeds was gearresteerd. De vrienden wachtten dus tevergeefs. Later werden plannen beraamd Kees te bevrijden, maar dit liep op niets uit.
De achterblijvers tastten volledig in het duister. De bewuste jongen werd achterhaald, al ontkende hij ook maar iets met de uitstaande zaak te hebben. Een ander spoor werd gevolgd, maar die liep ook dood. Uiteindelijk werd de jongen toch gepakt. Twee Utrechtse meisjes, die de arrestatie hadden gezien en dus ook de bewuste jongen, hadden aan de hand van een foto de dader aangewezen. De jongen werd gevangen genomen en gehouden. Er ontstond nog enige twist tussen de onderscheiden illegale groepen, omdat de knaap in de LO goed werk had verricht.
Na een uitgebreid onderzoek kwam echter de ware toedracht aan het licht. Zoals reeds geschreven, was de verrader erg jong. Bij een van zijn eerdere illegale acties werd hij gesnapt en door de SD gevangen genomen. Men beloofde hem de vrijheid, wanneer hij zijn diensten aan de vijand zou verlenen. Hij beloofde het en durfde niet meer onder te duiken met het afgrijselijke gevolg dat hij een van zijn kameraden in handen speelde van de sadisten.
De jongen wist te veel en moest worden berecht. Kort voordat men hem fusilleerde kreeg hij de gelegenheid zijn ouders een afscheidsbrief te schrijven en ook Kees moeder te berichten.
Het moet Kees spoedig duidelijk zijn geweest, dat hij geen kans meer had om het leven te behouden. Hij was echter niet verlamd door de angst voor de dood. Ondanks zijn nog vrij jeugdige leeftijd had hij de kracht het onvermijdelijke in volle overgave te aanvaarden. Hiervan getuigt de brief, die hij kort voordat hij naar de vlakte in Overveen werd gebracht, aan zijn moeder schreef.
In voorbeeldig Godsvertrouwen gaf hij haar een geweldige steun om het verdriet te dragen, toen hij schreef: “Denk niet, dat wij bang zijn of angst hebben voor de dood. Zij doden wel ons lichaam, maar niet onze zie.”
Kees, breed in de schouders en flink uit de kluiten geschoten, stond vierkant voor de beulen, die hem met een verraderlijke kogel velden. Hij offerde het leven in de overtuiging, dat hij in het hiernamaals alle heerlijkheid zou verwerven en eenmaal zijn naasten zou ontmoeten.
Ik vouw mijn heete handen
Ik sluit mijn oogen dicht
Ik voel de pijn zoo branden
Ik zoek het eeuwig Licht
Het is het uur van zinnen
Nu de avond is gedaald
En nu het Licht van binnen
Mjin wezen overstraalt
(Uit het ‘Geuzenliedboek’)
Hans Elgeti heeft met Kees Burger op de Joost van de Vondellaan gewoond. Hans eigen vader zat in het verzet. Hierdoor wist hij dus hoe gevaarlijk het leven van een verzetsstrijder kon zijn.
Naar Kees Burger is een school en straat vernoemd. Op 20 oktober 1952 werd Kees Burger geëerd met een straatnaam: Cornelis M.J.M. Burgerlaan.
Zeister Nieuwsbode 4 september 1953; H.J. Koster