Terug naar overzichtTerug naar overzicht
Doorn van, dochter hoofdonderwijzer

Interview en verslag: Leo van Selm en JanPiet Barthel
Gepubliceerd op Geheugen van Zeist april 2015

Naam: Co van Doorn
Geboren: 1920 aan de Herenlaan in Zeist
4 Zussen
Vader: hoofdonderwijzer

Levensloop

Het valt niet mee om de levensloop van 93 jaar (waarvan 90 jaar wonend op hetzelfde adres in Zeist) in een vraaggesprek van een uur te persen en vast te leggen in een schriftelijk verslag.

Een levensloop, want gelopen werd er! Met het inkomen van een hoofdonderwijzer met 5 dochters konden er geen 5 fietsen worden gekocht, zeker niet in crisistijd. Aan het woord is Co van Doorn sinds 1923 wonend op de Walkartweg. Toen zij er kwamen wonen was het huis volkomen uitgewoond. De mensen hielden vogels en als je boven de zolderdeur open en weer dicht deed zat er een muis tussen.

Co van Doorn

Gezin

Co was de jongste in een gezin van 5 meiden. Wel een nakomertje want de zus boven haar was 6 jaar ouder, de daaropvolgende zelfs 9 jaar. Er is wel een broertje geweest, maar die is heel jong gestorven. Bij haar geboorte was moeder ongeveer 42 jaar.

Kleuterschool

Ging u al jong naar de kleuterschool?
Nee, ik wilde wel, maar ik mocht niet. De kleuterschool op de hoek van de 1e Hogeweg en de Slotlaan was voor arbeiderskinderen. Veel herinneringen aan die eerste tijd heeft Co niet. Wel dat ze al op 4-jarige leeftijd heel graag tekende en kleurde. Wat zou een echte verfdoos geweldig zijn! Haar 6 jaar oudere zus Rie had er wel een. Ze vroeg: ‘mag ik ook eens met dat ding?’ Ik werd afgewezen; ‘daar ben jij nog veel te klein voor.’ Het was een gezellig gezin met vader, moeder en 5 meiden. Al had ik graag eens een robbertje met een broer gevochten.

Verfdoos

De verfdoos is er toch gekomen. Tijdens de jaarlijkse vakantie bij een kinderloze oom en tante in Driebergen zei tante: ‘kom we gaan naar vrouw van Soest op de Traay’. Die had een soort winkel van sinkel en daar lag een verfdoos. Daar viel ik op en ik kreeg er ook een kleurboek bij. De hele vakantie hadden mijn oom en tante geen kind meer aan mij.

Werkster

We hadden geen meisje voor dag en nacht. Er kwam elke dag een werkster, vrouw Carree, zij woonde in de Leliestraat. Het was een hele dikke tante met een wit schort voor. Zelf deden we niet zoveel in het huishouden, behalve afwassen en zo. Maar natuurlijk fladderden de meiden van lieverlee het huis uit.

Zondagsschool

Bent u naar de zondagsschool gegaan?
Welnee, daar hoorden de gereformeerde kinderen niet thuis. Dat was voor de kinderen die aan kerk noch kruis deden. Wij kerkten aan de gereformeerde Oosterkerk op de Slotlaan, daar ben ik ook gedoopt door dominee Verhoef. Hij woonde naast de kerk. Later gingen we naar de nieuwe Oosterkerk op de Woudenbergseweg. Weer later, in 1948 geloof ik, naar de houten Zuiderkerk op de Van Reenenweg, die stond daarvoor op de Bergweg achter de Noorderkerk.

Mulo

Mijn vader was inmiddels hoofd van de Mulo, het nieuwe gebouw aan de Fransen van de Puttelaan. Ik ging na de lagere gereformeerde school naar deze middelbare school. De mulo-school. Op de gevel stond ‘gerulo’. Ondanks het vele huiswerk tekende en verfde ik naar hartelust. Mijn talent werd misschien wel herkend, maar nooit erkend. Toen ik van school kwam zei mijn vader en wat nu. Ik zei ik wil naar de kunstacademie. ‘Geen sprake van’, zei hij, ‘armoe lijden kun je altijd nog’. En wat vader zei duldde geen tegenspraak. Zijn gezag stond vast. Overigens harmonieerde kunst en gereformeerd niet in die tijd en dat zal zeker meegespeeld hebben.

Kantoor

Van armoe ben ik op kantoor terechtgekomen. Bij van Kempen & Begeer (toen Gerritsen & van Kempen, goud- en zilverfabriek). Op 5 mei 1940 brak de oorlog uit. Ik was daar drie maanden en op 15 mei 1940 konden de drie jongsten meteen vertrekken. Ik heb een jaar zonder werk gelopen.

Met hulp van mijnheer Muysson, die bij mijn vader in de kerkenraad zat, mocht ik op de Gero komen voor een test van bekwaamheid. Ik moest een hele sliert van getallen optellen. Dat duurde zolang dat ik dacht ‘helaas mislukt’, maar ik mocht komen. Via de loonadministratie en de factureerafdeling kwam ik bij de verkoop. Ik was flink opgeklommen en werd belast met de monsterkamer. Prachtig werk. Nee, ik ging niet naar de Jaarbeurs in Utrecht, dat was detailhandel. Ik was belast met grootverbruikers zoals hotels, ziekenhuizen, het Rijk en de scheepvaartmaatschappijen en natuurlijk beurzen. Ieder jaar de Horecava in Amsterdam.

Tekenen

Zodra ik ging verdienen ben ik les in tekenen/schilderen gaan nemen. Daar konden ze toen niks meer van zeggen. Eerst bij Wermeskerken. Daarna bij Hilhorst op de Utrechtseweg. Daar heb ik veel geleerd. Ik moest eerst twee jaar tekenen, daarna mocht ik pas schilderen. Na zijn dood ben ik naar de kunstacademie Artibus in Utrecht gegaan, naast mijn werk. ‘s Avonds om elf uur was ik thuis en ’s morgens om kwart over acht moest ik weer achter mijn bureau zitten.

Ontwerpen deed Co niet, maar wel gaf zij bij de stempelmaker aan hoe de naam, het logo dan wel de initialen van een hotel, schip, overheidsinstantie of ziekenhuis in het bestek moest worden aangebracht.

Tot slot

JanPiet sluit het vraaggesprek af met zijn speurtocht naar de anonieme schenker van de bronzen lezenaar (adelaar) bij de ingebruikneming van de Noorderkerk aan de Bergweg in 1932. Als iemand daar iets van af moest weten, zou het Co moeten zijn. Naar alle waarschijnlijkheid zou dat de genoemde mijnheer Muysson, de bedrijfsleider van de Gero, geweest kunnen zijn.