Tijdens de bezetting maakt het gezin Beckman-Halkema veel heftige gebeurtenissen mee.
In augustus 1940 vallen er bommen in hun tuin aan de Acacialaan 18. Bomscherven doorboren het houten huis. Dochter Eugenie Beckman (18 jaar) wordt gedood.
Vader Karel Beckman wordt in december 1940 gearresteerd voor ‘openlijk Duits-vijandig gedrag’. Bijna vier jaar later sterft hij in een Duits concentratiekamp.
Eind 1942 proberen de twee oudste zoons naar Engeland te gaan. Bij de Zwitserse grens worden ze opgepakt. Ze overleven concentratiekamp Auschwitz.
In maart 1943 vliegt het huis in brand. Moeder Bertha, haar jongste zoon Jan François en twee Joodse onderduikers wonen vijf maanden op een ander adres.
In maart 1945 worden 263 mannen door de Duitse bezetter geëxecuteerd. Het is een vergelding voor een aanslag op een hoge Duitse militair. Jan François wordt ook opgepakt maar gelukkig weer vrijgelaten; waarschijnlijk omdat hij nog maar 17 jaar is.
Van december 1942 tot juli 1944 zijn de Joodse Hetty en Harry van Someren hier ondergedoken. Daarna moeten ze naar veiliger onderduikplekken. Ze overleven de oorlog.
Het gezin bestaat uit vader en moeder Karel Beckman en Bertha Beckman-Halkema, dochter Eugenie en de zoons Johan, Robert en Jan François.
Tijdens de bezetting maakt het gezin veel heftige gebeurtenissen mee.
24 augustus 1940 – 02:00 uur: zeven bommen ontploffen in de tuin van Acacialaan 18. De scherven doorboren het houten huis. Eugenie Beckman (18) wordt dodelijk getroffen. De anderen blijven ongedeerd.
Vader Karel Beckman is in Zeist commandant van de Burgerwacht. Burgerwachten zijn groepen vrijwilligers die moeten zorgen voor rust en veiligheid. De Duitse bezetter heft de Burgerwacht op. De voormalige burgerwachters vormen een verzetsgroep: de Oranjewacht. Ook Karel is daarin actief.
12 december 1940: Karel Beckman wordt gearresteerd voor ‘openlijk Duits-vijandig gedrag’. Hij krijgt drie jaar tuchthuisstraf. Na drie jaar komt hij niet vrij. Waarom niet, is onbekend. Ze brengen Karel naar concentratiekamp Sachsenhausen bij Berlijn. Daar overlijdt hij op 20 november 1944.
De Joodse Hetty en Harry van Someren uit Hilversum zijn van december 1942 tot juli 1944 ondergedoken aan de Acacialaan 18. Bertha brengt Harry in juli 1944 voor de veiligheid naar een onderduikadres in Den Haag. Hetty gaat waarschijnlijk naar Driebergen waar haar ouders ook ondergedoken hebben gezeten.
De twee oudste zoons gaan eind 1942 op weg naar Engeland. Bij de Zwitserse grens worden ze gearresteerd. Tot het eind van de oorlog zitten ze in vernietigingskamp Auschwitz. Het is bijzonder dat de jongens dat gruwelijke kamp overleven.
17 maart 1943: Acacialaan 18 staat in brand. Bertha verblijft na de brand met haar jongste zoon Jan François en de twee onderduikers vijf maanden ergens anders.
In de nacht van 6 op 7 maart 1945 raakt de Oostenrijkse nazi Rauter zwaargewond bij een aanslag. Rauter is de hoogste SS’er in Nederland. Een dag later executeren de Duitsers als vergelding 263 mannen op verschillende plaatsen in Nederland. Aanvankelijk willen ze Jan François Beckman ook doodschieten maar hij wordt vrijgelaten. Misschien omdat hij nog maar 17 jaar is.
Na de oorlog krijgt Zeist een Karel J. C. Beckmanlaan. Bertha wordt geëerd met het Verzetsherdenkingskruis en – na haar dood – wordt ze door Yad Vashem erkend als Rechtvaardige onder de Volkeren. Zoon Johan krijgt dezelfde erkenning voor zijn hulp aan Joodse gevangenen in Auschwitz.
Hier waren ondergedoken:
over hun lot is niets bekend
Hier woonde:
1898 – 1983
onderduikgeefster
Hier woonde:
overleden door bominslag 24 augustus 1940
18 jaar oud
Hier woonde:
verzetsstrijder
vermoord in SACHENHAUSEN 20 nov. 1944
56 jaar oud
Hier woonde:
Engelandvaarders
Ze overleefden
AUSCHWITZ