Terug naar overzichtTerug naar overzicht
Jacoba Antonia Oltmanns

Interview en verslag: Marja Vermeulen
Gepubliceerd op Geheugen van Zeist mei 2023

Ik ben geboren aan De Emmastraat 49. Ik ben de oudste van drie kinderen. We zijn een paar keer verhuisd in mijn jonge jaren. We hebben ook aan de Dijnselweg 54 gewoond, toen weer terug naar de Emmastraat op nummer 63. Daar is mijn broertje geboren. Vervolgens hebben we aan de Hortensialaan gewoond en tot slot op de Javalaan 73.

Kader

Naam: Jacoba Antonia Oltmanns, roepnaam Ko
Geboortedatum: 9 oktober 1929
Weduwe van: Pieter Koene
Kinderen: twee dochters en een zoon
Kleinkinderen: acht
Beroep: huisvrouw

(Groot)ouders

Mijn vader werkte bij drukkerij Vonk aan de Krullelaan. Hij was hand- en machinezetter. Drukkerij Vonk gaf de Zeister Post uit en het adresboek van Zeist. Hij was 15 toen hij daar begon te werken. Hij heeft dat gedaan tot zijn 66e. Er was niet altijd genoeg werk.
Mijn vader is opgegroeid bij zijn opa en oma. Zij woonden aan de Maurikstraat. Zijn opa was huisslachter. Hij heeft ook bij Figi gewerkt. Er is nog een ansichtkaart waar hij op staat in een witte kiel. In het Walkartpark stond een muziektent.

Mijn opa van moederskant kwam via Kampen en Utrecht in Zeist terecht. Hij was timmerman en meubelmaker. Ze woonden aan de Van der Heijdelaan 24. Achter het huis was de werkplaats. Daar was het altijd lekker warm.

Lagere school

Toen ik de leeftijd had voor de kleuterschool woonden we aan de Dijnselweg. Ik ging naar de kleuterschool op de v.d. Heijdelaan. Samen met een meisje van Boender. Haar ouders hadden een kruidenierszaak aan de Dijnselweg. Tot de derde klas heb ik op de lagere school aan de Egelinglaan gezeten. Dat was bij meester van de Ent. We verhuisden weer naar de Emmastraat. Toen ging ik tot mijn twaalfde naar de lagere school aan de Weeshuislaan.

Jeugd

We speelden veel buiten. Hoepelen en op de Dijnselweg vliegerden we op de hei. Mijn vader maakte vliegers van houten latjes. Toen we aan de Hortensialaan woonden liep ik vaak met mijn zusje naar de Utrechtseweg. Dan schreven we de kentekens op van auto’s, die voorbijkwamen. Ik weet ook nog, dat we wel eens naar het Slottuintheater gingen. Daar heb ik Dik Trom gezien.

Wij kenden niet veel luxe in die tijd. We hadden zowel aan de Hortensialaan als de Javalaan een grote tuin. Mijn vader hield de tuin bij. Mijn moeder maakte groente in voor de winter. Ik was dol op hachee. Het minst lekker vond ik postelein. Verjaardagen werden uitgebreid gevierd. Dan kwamen de ooms en tantes op visite. Ik kan me nog goed herinneren, dat we op de verjaardag van een meisje uit de klas bij haar thuis op bezoek mochten komen. Haar vader had een banketbakkerij. Daar kregen we een stukje chocola. Heerlijk was dat.

Ik kon goed leren. Meester Lodder is nog bij mijn ouders thuis geweest om mijn ouders te overreden mij naar het lyceum laten gaan. Mijn ouders waren niet vermurwen, het mocht niet. Ik vond huishoudelijk werk heel leuk. Als kind hielp ik mijn moeder al graag. Het huis aan de Hortensialaan had luiken. Ik maakte die graag schoon. Ik heb naaien geleerd op de naaischool aan de Ds. Nahuyslaan. Ook leerde ik samen met mijn tante mooie steken breien. Wij waren niet echt kerkelijk, maar ik heb wel catechisatie gedaan bij Ds. Hooykaas in de Oude Kerk.

De oorlog

Toen de oorlog uitbrak woonden we aan de Hortensialaan. Mijn ouders stonden buiten aan het hek toen we wakker werden. We gingen die ochtend wel op weg naar school. Het hoofd van de school stuurde alle kinderen weer naar huis. Omdat ons huis te dicht bij de Utrechtseweg lag moesten wij verplicht evacueren. We verzamelden bij het station bij het Bethanië plein. We gingen met de trein naar Voorburg. Ik weet het adres nog: Naaldwijkstraat 14. In Voorburg stond het Rode Kruis te wachten. Mijn tante was net bevallen. Zij vingen haar op. We hoefden maar een paar dagen in Voorburg te blijven en gingen weer met de trein terug naar Zeist.

In 1942 zijn we verhuisd naar de Javalaan. Dat waren nieuwe huizen. Er was veel hei en bos. Het huis lag vlak bij de schietberg en het spoor. Als er bombardementen waren stonden we tegen de trap aan te schuilen. Dat was best wel eng. Mijn moeder maakte van rogge, dat ze in de koffiemolen maalde, rogge pap. Er was weinig zeep. We zijn ook wel naar de gaarkeuken geweest. Mijn vader moest door de arbeidseinsatz naar Duitsland om te werken. Hij kwam terecht in Bremerhaven. Mijn ouders vertelden daar ons niet veel over. In 1944 kregen we evacués uit de buurt van Arnhem in huis. Ik weet nog, dat de man in de kruipruimte moest toen er een razzia was. Mijn moeder zei tegen de soldaat die aan de deur kwam: Mein man is in Deutschland. Toen werd het huis niet doorzocht. Ik weet wel, dat ik na de oorlog met mijn tante bij oma van Zanten was, toen een buurman riep: Mevrouw van Zanten: Piet is thuis. Ik ben naar huis gehold.

Mijn volwassen leven

Na school ben ik gaan werken. Ik ben heel kort voor dag en nacht in dienst geweest bij Zonnehuis Veldheim van dr. Lievegoed. Dat vond ik niks. Weg van huis. Tot mijn trouwen heb ik bij mevrouw Vonk aan de Frederik Hendriklaan gewerkt.

Mijn man, Pieter2, heb ik leren kennen op 2e kerstdag 1947. Dat was tijdens een wandelingetje met een vriendin. Diezelfde week gingen mijn vriendin en ik dansen bij Hopman aan de Vijverlaan. Een paar dagen later kwam een vriendin een brief van Pieter brengen. Ik heb hem teruggeschreven. Hij kwam op bezoek en op 10 januari ging ik mee naar zijn ouders. Het was liefde op het eerste gezicht.

Pieter moest op 17 januari 1948 naar Nederlands Indië. Mijn ouders waren er daarom niet zo blij mee. Mijn vader heeft hem wel uitgezwaaid. In 1951 zijn we getrouwd in Zeist. Mijn man werd overgeplaatst naar Ermelo. Ik woonde toen bij min schoonouders in. In het weekend kwam Pieter naar huis. Pieter is toen ook nog ernstig ziek geweest. Hij kreeg nekkramp, maar is wonderwel hersteld. Zelf had ik problemen met mijn ogen. Ik ben daaraan geopereerd.

In 1954 kregen we een huis in Ermelo. Daar zijn onze 3 kinderen geboren. In 1963 werd mijn man in Seedorf geplaatst. We hebben daar een paar jaar gewoond. Daarna zijn we naar Apeldoorn verhuisd. Mijn man is inmiddels overleden. Ik woon nog zelfstandig. Ik denk nog graag terug aan Zeist, waar ik mijn jeugd heb doorgebracht.