Terug naar overzichtTerug naar overzicht
Jansen-van Donselaar, oorlogskind 1940-1945

Door: Marja Vermeulen

Mevrouw Jansen-van Donselaar en haar echtgenoot vertellen over hun herinneringen aan de Tweede wereldoorlog.

Paspoort

Naam: Hannie van Donselaar
Geboortedatum: 26-12-1938
Getrouwd met Piet Jansen
Kinderen: 2
Kleinkinderen: 2

Mevrouw Jansen-van Donselaar
Schoolfoto van Hannie van Donselaar
Herinneringen van Hannie

Toen de oorlog begon was ik een peuter. Ik weet niet meer veel van die tijd. Mijn ouders zijn geboren in Zeist. Mijn vader is toen hij 12 was gaan werken bij Gerritsen & van Kempen . Daar werd hij opgeleid tot zilvergraveur. In 1931 zijn mijn ouders getrouwd en verhuisd naar Amsterdam . Daar werkte mijn vader bij het Medaillehuis Wijnands & van Rensen. In 1942 zijn we weer in Zeist gaan wonen. Mijn vader kreeg een baan bij de Provinciale voedselvoorziening. Dat was gevestigd aan de Maliebaan in Utrecht. Wij woonden op de Nepveulaan in Zeist. Ik ben nooit naar de kleuterschool geweest. Ik ging naar de lagere school aan de Rozenstraat; de Mariaschool. Mijn oma woonde aan de Leliestraat. Daar ging ik tussen de middag naar toe.

Beschieting in 1945

Mensen van de voedselvoorziening moesten later in de oorlog regelmatig mee met een konvooi om voedsel te halen en te transporteren. Op 11 april 1945 moest mijn vader mee met zo’n konvooi. Hij had zijn dienst geruild. Eigenlijk zou hij een konvooi eerder meegaan. Op de Soestijkerweg werd het konvooi aangevallen door 2 geallieerde vliegtuigen. Mijn vader en 2 andere mannen waren op slag dood. Twee andere mensen raakten zwaargewond. ‘s Avonds werd er aan de deur gebeld en kwam de politie vertellen, dat mijn vader was omgekomen. Mijn vader werd opgebaard in de voorkamer. Ik vond het naar om daar langs te lopen. Mijn vader is slechts 39 jaar geworden.

Na de dood van mijn vader

Mijn vader had 7 broers, waarvan er een aantal in het verzet zaten. Oom Wim, één van mijn vaders broers stond achter in de rouwstoet verscholen. Hij zat in het verzet en was bang opgepakt te worden. Als ik later achterop de fiets van mijn moeder naar de begraafplaats ging was ik altijd blij als ik op de terugweg weer de huizen aan de Lindenlaan zag. Ik had altijd angst, vooral bij vliegtuiglawaai.
Er werd thuis weinig over de beschieting gesproken. Mijn moeder en ik hebben een jaar lang met een rouwband gelopen. In 1946 werd er bij de Provinciale voedselvoorziening nog een plaquette onthuld ter nagedachtenis aan mijn vader. Mijn moeder had een hekel aan de Engelsen. Het konvooi was beschoten, ondanks dat er rode kruizen op het dak van de vrachtauto waren aangebracht. Mijn moeder had moeite om de draad weer op te pakken. Zij heeft het altijd bij zich gedragen. Ik mocht geen vriendinnetjes meenemen naar huis. Het was niet vrolijk thuis. Ik mocht wel tennissen en naar een schildercursus. Op mijn elfde zijn we verhuisd naar de Slotlaan. Ik ging naar de middelbare school van de Zeister Schoolvereniging aan de Verlengde Slotlaan. Mijn moeder is later wel hertrouwd met een goede vriend van mijn vaders broer, die uit Nederlands Indië kwam.

Kennismaking met Piet

Mijn voogd woonde tegenover de woning waar Piet met zijn ouders woonde. Ik had een poedeltje en dat was aanleiding voor een gesprek. We gingen in onze verkeringstijd op de scooter naar Loosdrecht. Daar kon je gezellig dansen op jazz muziek van Pim Jacobs en Rita Reijs. In 1962 zijn we getrouwd en op de Wilhelminalaan gaan wonen. Samen kregen we twee dochters.

Hannie van Donselaar en Piet Jansen
Trouwfoto van Piet Jansen en Hannie van Donselaar, 1962
Herinneringen van Piet

Ik ben in 1936 geboren aan de Bothalaan. Ik had één oudere zus. In 1940 stonden wij bovenop de schuur naar de Duitse vliegtuigen te kijken. Ik ging naar de kleuterschool op de hoek van de Hogeweg. Ik vond dat verschrikkelijk. Ik mocht wel overal aan deelnamen. Ik ging naar de lagere school aan het Jacob van Lennepplein. Er kwamen onderduikers in huis. Je mocht daar als kind niet over spreken. Dat was gevaarlijk. We mochten, omdat we onderduikers hadden, ook geen vriendjes meenemen. De 1e onderduikers, een echtpaar hadden het zwaar met het onderduiken. De man wilde regelmatig naar buiten. Dat vond mijn vader te gevaarlijk en het echtpaar moest vertrekken. Daarna kwam het echtpaar Groenewold. Dat waren hele aardige mensen. Ze hebben de oorlog overleefd en we hebben er nog contact mee gehad. We sprokkelden hout in het Zeisterbos. Er stond een groot fornuis in de voorkamer. Vader ruilde samen met zijn broer sigaretten en broodbonnen. Mijn moeder maakte van aardappelschillen kroketjes. Mijn moeder en zus zijn wel op de fiets naar Staphorst geweest om aan eten te komen. Ik heb echt honger gehad in de oorlog.
Ik kan me nog goed het bombardement op de gasfabriek aan de Steijnlaan herinneren. Dat was vlak bij ons. Mijn vader werkte bij de Gerofabriek. Ik speelde viool. Ik kan me nog herinneren, dat ik in de oorlog in Pasadena viool speelde. Voor de Duitsers en na de oorlog voor de Canadezen. Ik kreeg dan sigaretten voor mijn vader en chocola voor mij en mijn zus.
In 1962 zijn Hannie en ik getrouwd. Hannie werkte bij de gemeente en moest stoppen met werken. Onze kinderen mochten iedereen meenemen naar huis. Iedereen kon altijd mee-eten. Het was een zoete inval. Een groot verschil met onze eigen jeugd.