Interview en verslag: Marja Vermeulen
Gepubliceerd op Geheugen van Zeist oktober 2022
Naam: Dick van de Kamp
Geboortedatum: 6 oktober 1944
Getrouwd met: Tjeerda Nauta
Kinderen: drie zonen
Kleinkinderen: zes kleinkinderen en drie bonuskleinkinderen
Beroep: Gepensioneerd vakbondsbestuurder
Ik ben geboren aan de Oude Arnhemseweg 160. In 1947 zijn we verhuisd naar de Krullelaan 15. Daar ben ik opgegroeid. Ik had twee broers en een zus. Ik was het tweede kind in het gezin. Mijn vader was loodgieter. In 1934 is hij voor zichzelf begonnen, omdat hij met zijn baas van mening verschilde over het opnemen van een vrije dag. Het was geen vetpot in het begin. Mijn ouders kwamen allebei uit Zeist. Ze waren gereformeerd en kwamen allebei uit een arm gezin. Ze hebben zich opgewerkt. Ik weet als kind nog goed, dat mijn vader werkelijk alle boter van de verpakking afschraapte.
Ik was een vrijbuiter. Mijn moeder is weleens in paniek geweest. Zo liep ik als driejarige in mijn in eentje op de Arnhemse Bovenweg en mijn tante heeft mij een keer midden van de Slotlaan af moeten halen, waar ik met Fikkie, mijn hondje liep. De bussen reden om mij heen. De tram reed toen al niet meer. De rails waren opgevuld met asfalt. Op mijn 10e mocht ik al in mijn eentje op de fiets naar Alphen aan de Rijn. Daar woonde familie.
Ik ging naar de kleuterschool op de hoek Hogewegweg/Slotlaan. Ik zat in de klas bij juffrouw van Ommeren. Ik noemde haar “van onderen”. De school had twee verdiepingen. Op een gegeven moment moest ik naar een andere klas. Dat wilde ik niet. Ik wilde bij juffrouw van Ommeren blijven. Ik moest met een paar man sterk naar de andere klas gebracht worden. Zo spartelde ik tegen.
Na de kleuterschool ging ik naar de lagere school aan de Walkartweg. Als kind speelde ik in het bos bij Pavia en veel in het Walkartpark. In Pavia was een meisjesinternaat gevestigd. In de winter kon je schaatsen op de vijver. In de lente vingen we daar salamanders. Klimmen deed ik ook graag. Ik ben weleens door een politieagent van het dak van de Boskapel bij Pavia afgehaald. Ook ben ik een keer van de hoge muur van het Walkartpark afgevallen. Pal op mijn rug.
Ik was altijd buiten. Voetballen was mijn lust en mijn leven. Dat deden we op het veldje achter het Gemeentehuis bij het Walkartpark. In het begin deden we dat met een bal, gemaakt van kranten met elastiekjes eromheen, gemaakt van ringen die uit een binnenband geknipt werden. Op mijn 10e werd ik lid van voetbalvereniging Jonathan. Daar heb ik tot mijn 20e gevoetbald. Thuis oefende ik ook veel met de voetbal. Soms kwam de bal bij de buurman in de tuin terecht. Dan was het maar afwachten of je de bal terugkreeg.
In die tijd was er ook nog op zaterdagochtend school. Daarna mocht ik spelen. Soms ging ik met mijn vader mee. Mijn vader was evangelisatie-ouderling. Op zaterdag was er straatprediking op de markt aan de Voorheuvel voor de zaak van Triezenberg. Ik deelde dan de tekst van de liederen uit. Mijn moeder was heel zorgzaam. Wij hoefden niet veel klusjes te doen. Mijn vader kon prachtige verhalen vertellen. Het was een warm gezin. Ik weet nog, dat mijn vader voor mij als Sinterklaascadeau een garage heeft gemaakt. Die heb ik nog steeds. Op zondag gingen we naar de kerk. Als we dan thuiskwamen aten we een gebakken eitje. Heerlijk vond ik dat. Ik was ook dol op Haagse bluf. Dat was een dessert van geklutst ei met bosbessen. In de zomer bestelden we vaak een emmer bosbessen bij de familie van Ravenswaaij. Die plukten ze in Austerlitz.
Wij mochten op zondag wel buiten spelen en gingen ook met het gezin wandelen en spelen in het bos. Dat was niet in elk gereformeerd gezin zo. Mijn vader trok zich daar niets van aan. Wel mochten we geen kaartjes kopen om bij de wedstrijden van voetbalvereniging Zeist te kijken op zondagmiddag. Dat loste ik op door mijn fiets tegen een paal van het voetbalveld bij de renbaan te zetten en dan op het zadel van de fiets te gaan staan. Dan kon je net over het groene doek heen naar de wedstrijd kijken.
Ik heb het gymnasium aan het Christelijk lyceum gevolgd. In mijn middelbare schooltijd typte ik voor mijn vader de rekeningen voor de klanten en bracht ze ook rond. Daar verdiende ik een dubbeltje per rekening mee. Ik schaam me wel eens als ik eraan denk hoe we de leraren, meneer Samson en Stokmans, hebben gepest. Ik kon heel goed plat Zeisters praten. Dat had ik geleerd van de familie van moeders kant. Een tante van mij woonde aan de Noordweg. Haar schoonzoon werkte bij de Gevato (slachthuis en vleesverwerkingsbedrijf aan de Driebergseweg). Als we daar waren kreeg je een “lekker plakkie wors” De Kroost werd toen ook wel het afvalputje van Zeist genoemd. De Vaalt (afvalstoffendepot) lag aan het einde van de Noordweg en in de wijk was de afvalwaterzuivering. Het hek van de Vaalt staat er nog steeds.
Na de middelbare school ben ik rechten gaan studeren. Ook ben ik nog in militaire dienst geweest. Inmiddels had ik mijn vrouw leren kennen. We konden een huis krijgen in Rijssen. Daar kwam mijn vrouw vandaan. Toen ik een baan kreeg bij het CNV zijn we vrij snel daarna weer in Zeist terecht gekomen, aan de Dijnselweg en in 1971 zijn we verhuisd naar de Kroostweg. Daar wonen wij nog steeds. Eind jaren zeventig ben ik begonnen als vakbondsbestuurder en dat heb ik tot aan mijn pensionering gedaan. De laatste jaren was ik voorzitter van de Hout-en Bouwbond CNV.
Toen mijn vader overleed heb ik een hele doos met documenten mee naar huis genomen. Na mijn pensionering ben ik de documenten gaan lezen. Mijn vader vertelde alleen maar leuke dingen over de oorlog, toen hij nog leefde. Ik wist dat hij in het verzet had gezeten en onderduikers onderbracht en ook een joods jongetje in huis had genomen.
Bij het doornemen van de documenten uit de doos vond ik een sinterklaasgedicht van de moeder van het onderduikertje. Samen met de familie Verduin en Verheul en de onderduikers werd Sinterklaas gevierd in de oorlog. Het gedicht beschreef alle aanwezigen. Het was heel ontroerend. Het was december 1943 en vol hoop over vrede.
Mede daardoor is mijn belangstelling voor de geschiedenis van Zeist gewekt en ben ik mij daarin gaan verdiepen. Na mijn pensionering ben ik ook nog actief geweest voor het bestuur van tennisvereniging Griffensteyn. Ik ben bestuurder geweest bij het IVN en natuurgids, bestuurslid van de Vereniging Bartimeus, voorzitter van de Oude Begraafplaats en heb meegeholpen bij het opzetten van het Geheugen van Zeist. Eén van de mooiste dingen vond ik het houden van natuurwandelingen voor blinden en slechtzienden. Ik genoot van die blijde gezichten.
Ik ben nu nog actief voor het Geheugen van Zeist, het Zeister Historisch Genootschap en de kerk. Mijn vrouw en ik trekken er graag op uit. We genieten van de kinderen en kleinkinderen. Ik ben een tevreden mens.