Door R.P.M. Rhoen
Vraag aan iemand wat hij deed toen bekend werd dat president Kennedy was vermoord en je zult een gedetailleerd antwoord krijgen. Zo is het ook met veel Zeistenaren, wanneer je aan hen vraagt wat ze op zondag 12 augustus 1962 rond half twee deden. De gebeurtenis die toen in Zeist plaats vond, heeft bij vele van hen een onuitwisbare indruk achtergelaten.
In 1887 richtte het gemeentebestuur een gemeentelijke gasfabriek op. De fabriek was oorspronkelijk om veiligheidsredenen buiten de kom van de gemeente gebouwd. Maar door de groei van de bevolking werd op den duur het terrein om de fabriek heen volgebouw. Zo kwam het dat het fabriekscomplex aan de drukke Steynlaan kwam te liggen en dichtbij de drukke winkelstraat – de Slotlaan – kwam.
Na de beëindiging van de gasproductie in 1959 ging het gasbedrijf verder als Gasdistributiebedrijf Zeist en omstreken (GZO).
Op die zondag om precies 13.39 uur werden de inwoners van Zeist en omstreken opgeschrikt door een tweetal explosies. Het precieze moment van de ontploffingen is bekend, omdat de explosies door de seismograaf van het KNMI in De Bilt werden geregistreerd. De explosies deden huizen schudden alsof er een aardbeving plaats vond. Velen dachten in eerste instantie dat een straaljager van de nabijgelegen vliegbasis Soesterberg door de geluidsbarrière ging. Eigenlijk kon dat meteen worden uitgesloten, omdat er op zondag nooit werd gevlogen. Na de explosies bleef er een angstaanjagende fluittoon hoorbaar.
In heel Zeist vroeg men zich natuurlijk af wat er gebeurd was en waar het gebeurd was. Voor de bewoners van de Steynlaan was het direct duidelijk, want daar hadden de explosies zich voorgedaan.
Bij de gemeentelijke brandweer kwam om 13.42 melding van de ramp binnen. 2 minuten later rukte de eerste bluseenheid al uit en 4 minuten later was deze al op de plek van het onheil gearriveerd. Binnen enkele minuten werd de eerste bluseenheid al versterkt door manschappen van het eigen brandweerkorps.
In verband met de omvang van de ramp werd hulpverleend door brandweerkorpsen uit de omgeving. De brandweer van De Bilt arriveerde om 14.06 uur, de brandweer van de vliegbasis Soesterberg om 14.11 uur en van Driebergen-Rijsenburg om 14.44 uur. De na de explosies uitgebroken brand werd door 66 brandweerlieden bestreden. Tot ’s avonds 8 uur zijn ze in de weer geweest.
De politie werd meteen na de explosie telefonisch gewaarschuwd door een bewoner van de Steynlaan, die tegenover het gasbedrijf woonde. Zij hielden de buurtbewoners en kijkers – die van alle kanten toestroomden – op een veilige afstand gehouden.
Ook de Rode Kruiscolonne – bestaand uit 25 man – was snel ter plaatsen. Spoedig waren ook enkele autoriteiten, waaronder de burgemeester, het hoofd van de Burgerbevolking (BB), de officier van justitie te Utrecht en de bestuursvoorzitter en de directeur van het GZO, op de ramp plek aanwezig.
De explosie zelf ontstond toen een van de 5 gasvoorraadtanks – die opgesteld stonden achter het kantoorgebouw en de showroom van het GZO aan de Steynlaan – ontplofte. De tanks hadden een doorsnede van 3,0 meter en een lengte van 22,2 meter. De cilinderwand had een dikte van 13,5 mm en de bodems van 25 mm. Elke tank woog 27 ton. De onderlinge tussenruimte bedroeg circa 1,0 meter.
Van deze tanks was de middelste geëxplodeerd en de lucht in geslingerd en over zijn lengteas terecht gekomen op het dak van het badhuis aan de Steynlaan. De achterkant van deze tank was door de explosie weggeslingerd en ongeveer tweehonderd meter verder op het bedrijfsterrein terecht gekomen. Het gebouw aan de Steynlaan waarop de geëxplodeerde tank terecht was gekomen, vloog direct in brand.
De explosie van deze tank werd waarschijnlijk veroorzaakt door een scheur aan de achteronderzijde rondom een afvoerstomp. Een vrij onbekende vorm van corrosie – de zogenaamde spanningscorrosie – had het gelegeerde staal ‘bros’ gemaakt.
De vier andere nog gevulde tanks werden van hun fundamenten gedrukt, waardoor de verbindingsleidingen afbraken. Door de explosies waren ze ernstig beschadigd geraakt. Enkele uren lang bestond er nog steeds een groot explosiegevaar. De enorme afkoeling door het inzetten van twaalf à dertien stralen heeft dat waarschijnlijk voorkomen.
Het uitstromende gas van twee van deze tanks vatte onmiddellijke vlam. De brand sloeg ook over naar de belendende gebouwen. In de machinehal stond bijvoorbeeld een dieselelektrisch aggregaat. Het duurde twee uur voordat alle vier de tanks – vaak met enorme steekvlammen – leeg waren.
Bij de ramp kwam de dienstdoende machinist – Stijn Wilhem van Butselaar – om het leven. De hulpverleners gingen meteen naar hem op zoek. Men verwachtte hem in zijn kantoor te vinden. Het kantoor, dat niet beschadigd was, was echter verlaten. Waarschijnlijk heeft hij een enkele momenten voor de explosie wat gehoord en is hij poolshoogte gaan nemen.
Bustelaar was sinds 1949 in dienst van het gasbedrijf. Voor die tijd had hij bij de Koninklijke Nederlandse Marine gewerkt. De functie van machinist vervulde hij vanaf augustus 1955. Met ingang van 1 januari 1961 was hem eervol ontslag verleend.
Om 14.00 uur zou de dienst voor Van Butselaar erop zitten en zou een collega het werk overnemen. In verband met de werkoverdracht had die collega al aanwezig moeten zijn, maar uitgerekend die dag kwam de collega iets later.
Dat niet meer slachtoffers gevallen zijn, is waarschijnlijk te danken aan het feit dat het op een zondagmiddag gebeurde en het omstreeks dat uur uiterst stil op straat was. Rond 13.30 zaten veel Zeistenaren namelijk aan tafel.
Om veiligheidsredenen en door het uitvallen van de elektriciteitsvoorziening moest de gasvoorziening van Zeist maar ook van de gemeenten De Bilt, Driebergen-Rijsenburg en Doorn om 14.15 uur worden gestaakt. De inwoners van de vier gemeenten werd door middel van rondrijdende geluidswagens opgeroepen hun gaskranen te sluiten.
Nadat men er in was geslaagd de gasvoorziening de volgende morgen om 7 uur te hervatten, werden de inwoners – weer door middel van geluidswagens, maar ook via de radio – gevraagd bij het ontsteken van het gas voorzichtig te zijn, omdat mogelijk lucht in de gasleiding binnengedrongen zou kunnen zijn. Bij de hervatting van de gasvoorziening hebben zich echter geen moeilijkheden voorgedaan.
Na de ramp Als gevolg van de ramp waren verschillende gebouwen op het terrein van het GZO verwoest of ernstig beschadigd. De ruiten van de huizen en de winkels in de directe omgeving van het bedrijf waren gesprongen. De schade werd op meer dan een half miljoen gulden geschat.
In de notulen van de maandelijkse vergaderingen van het bestuur van Gasdistributie Zeist en omstreken (GZO) die na de gasexplosie in 1962 werden gehouden, wordt summier aandacht aan de ramp geschonken en dan betreft het alleen nog de herstelwerkzaamheden. In het jaarverslag 1962 wordt hieraan ruimer aandacht besteed.
Daarentegen is het opmerkelijk dat het National Nuclear Corporation Limited in 1985 nog geïnteresseerd was in deze explosie en een exemplaar van het rapport opvroeg.