Door: Asta Diepen Stöpler
Gijs van Essen: “Onze slagerij leverde alleen rund-, kalfs- en varkensvlees van de beste kwaliteit.”
Familie Van Essen verhuisde in 1929 van Woudenberg naar de 1e Hogeweg 12, naast de huidige kapsalon Okhuijzen. Dit pand en de panden ernaast zijn tientallen jaren geleden afgebroken. De slagerij is in de jaren ’50 gesloten.
Gijs van Essen vertelt over Slagerij Van Ginkel van zijn vader.
Mijn ouders kwamen uit Woudenberg en namen in 1929 de slagerij van de heer Van Ginkel over aan de 1e Hogeweg. Onze winkel had aan weerszijden twee halfronde ramen en twee ronde ramen met in het midden zat een dubbele deur. Wij – mijn ouders, mijn vier broers en ik – woonden achter en boven de winkel.
Mijn ouders handhaafden de bestaande naam ‘Slagerij Van Ginkel’, maar in de loop van de jaren werden we bekend als slager Van Essen. Mijn broer Evert kwam in de zaak. Toen hij in 1941 trouwde, verhuisden wij naar de Gerolaan 60, maar mijn vader bleef in de slagerij werken.
In de begintijd had mijn vader vier, vijf knechten voor de bezorging van bestellingen bij villa’s in onder meer het Lyceumkwartier, Bosch en Duin. Onze slagerij leverde alleen rund-, kalfs- en varkensvlees van de beste kwaliteit.
Iedere dinsdagmiddag was de zaak dicht. Dan gingen mijn vader en Evert letterlijk de boer op. Af en toe ging ik mee. Bij boeren uit Scherpenzeel en Woudenberg kozen ze zelf de dieren. Altijd vaarzen, koeien die niet gekalfd hebben en die goed in het vlees zitten. Een transportbedrijf bracht de dieren
naar het Zeister abattoir aan de Bergweg. Het vlees kregen we in grote voor- en achterbouten, die mijn vader uitbeende tot biefstuk, hazen en dergelijke. Het vlees werd bewaard in onze grote ijskast en in de winkel.
De winkel had twee etalages in de ronde ramen, hierin hingen grote bouten. In de winkel was een toonbank en een groot werkblok waarop het vlees uitgebeend werd. Ik herinner me goed dat rond Pasen enkele dikbilkoeien voor de winkel stonden als vorm van reclame. Er zijn foto’s van gemaakt voor de krant, maar die zijn helaas verloren gegaan.
Mijn vader maakte zelf verschillende soorten vleeswaren, zoals leverworst en metworst. Ook rolpens, dat is gevulde pens in grote potten met azijn, en rookworst in de rokerij achter de slagerij.
In de oorlog was er gelukkig altijd voldoende voorraad voor de winkel en voor ons. Dit heeft mijn broer Evert gered van deportatie naar nazi-Duitsland. Mijn vier broers waren tegelijkertijd opgepakt door de Duitsers voor de Arbeitseinsatz. Alle vier konden met een list vrijkomen.
Mijn broer Wim deed alsof hij een epileptische aanval had. Mijn vader stond klaar met een bakfiets om hem op te halen. Mijn broer Evert is waarschijnlijk geruild voor vlees en spek. Helaas is hij in de jaren ’50 veel te vroeg overleden.
Mijn vader heeft enkele jaren geprobeerd de slagerij voort te zetten, maar moest de zaak helaas sluiten.
Dit artikel is al eerder verschenen in De Nieuwsbode 6 januari 2016.