Terug naar overzichtTerug naar overzicht

Tijdvak 4: Familiehuis (1784-1924)

Welkom op de verdieping van de expositie Het Verhaal van Slot Zeist. Tegenwoordig is het Slot eigendom van de gemeente Zeist. Maar hoe werd het Slot gebruikt toen het nog in particuliere eigendom was?

1. Fotografie ontdekt: de wereld wordt aanschouwelijker

De 19e eeuw is de eeuw van industrialisatie en uitvindingen. Telefoon en telegraaf, de trein, gaslicht en stoommachine doen hun intrede. Een andere belangrijke uitvinding is de fotografie in 1839. Hoewel foto’s de veranderingen in de wereld in beeld brengen, hebben zij geen directe invloed op het leven en handelen of op welzijn en welvaart in de 19e eeuw.

2. Algemeen: eerste vormen van fotografie

In Engeland en Frankrijk wordt de uitvinding van de fotografie vrijwel gelijktijdig gelanceerd. De Brit W.H. Fox Talbot doet de ontdekking als onderdeel van zijn interesse op het gebied van natuur- en scheikunde. Voor de Franse kunstenaar-entrepreneur Louis J. Mandé Daguerre vormt het de uitkomst van een jarenlang wetenschappelijk onderzoeksproces.
De uitvinding vormt een belangrijke omslag in de beeldcultuur. Deze wordt sneller en dynamischer.

In het begin vormt het opnamemateriaal zelf het uiteindelijk te presenteren eindbeeld: elke opname is een unicum en is vooral toegepast in de periode van 1839 tot 1860. Een luxe vorm is de daguerreotypie. Een lichtgevoelig gemaakt verzilverd plaatje met een lichtgrijs negatief beeld gespiegeld tegen een zwart vlak waardoor hij als positief gezien wordt en gepresenteerd in een luxe etuitje. De uitvoering wordt in een later stadium minder luxe en dus goedkoper. Twee ervan heten ambrotypie en ferrotypie. De respectievelijke dragers glas en ijzer zijn donker gemaakt en het etui is eenvoudiger.

3. Keukenzout

Door invoering van het negatief-positief systeem in 1851 kunnen meerdere afdrukken gemaakt worden van een enkele opname. Tot 1850 is de zoutdruk bekend. De afbeelding komt tot stand op papier zonder tussenlaag door blootstelling aan daglicht waarbij zilverchloride de lichtgevoelige substantie is. Met zilvernitraat behandeld papier wordt gebaad in keukenzout en de afbeelding ook weer gefixeerd met keukenzout. Door ontbreken van een tussenlaag op het papier is de afdruk korrelig.

Voor negatief procedés is de drager al snel glas. Het is goedkoop, transparant en vlak genoeg. Nadeel is de breekbaarheid. In 1851 wordt collodium ingevoerd. Dit is een vloeibaar preparaat dat bestaat uit cellulose opgelost in een mengsel van ether en alcohol. Na uitdamping hiervan vormt dit droog een mooie ondoordringbare transparante laag. Het wordt het natte plaat procedé genoemd. De emulsie wordt op de drager gegoten, het natte negatief wordt in de camera belicht en direct aansluitend ontwikkeld en gefixeerd. Dit procedé wordt vooral gebruikt tot 1871. Dan doet het gelatinenegatief zijn intrede. Voordeel is dat dit een droge plaat is die langer gevoelig blijft waardoor er thuis ontwikkeld en afgedrukt kan worden in tegenstelling tot bij het collodiumnegatief.

Doosje voor opslaan glasnegatieven, ongedateerd (Collectie Nederlands Instituut voor Militaire Historie)

4. Kippeneieren

In 1850 wordt het albuminepapier uitgevonden. Het geklopte wit van kippeneieren bevat veel proteïne. De transparante substantie wordt albumine genoemd en doet in de 19e eeuw dienst als transparant bindmiddel voor emulsies. Het albuminepapier wordt veelvuldig toegepast bij collodiumnegatieven. Nadeel is dat de afdruk onder invloed van daglicht sterk vergeelt. Het papier is dun en wordt geplakt op karton.

Na 1920 verliest het papier terrein aan volledig fabrieksmatig gemaakte daglichtpapieren waarbij de gelatine en collodium een tussenlaag heeft van barietsulfaat dat zorgt voor een scherpere afdruk en lange houdbaarheid. De fabricage van deze papieren komt rond 1880 tot stand. Het is goedkoop en de kwaliteit constant. Het gaat om twee soorten voluitdrukkende daglichtpapieren met collodium en gelatine als bindmiddel. Bij beide ligt het papier als contact met een negatief in een houten afdrukraam en wordt belicht met daglicht. Bij de latere ontwikkelpapieren ontstaat het beeld pas tijdens de ontwikkeling. In de periode dat Slot Zeist familiehuis is, zal voornamelijk gebruik gemaakt zijn van de albuminedruk en daglichtpapieren.

5. Amateurfotografie

Met de komst van de fotografie raakt de beeldcultuur in een stroomversnelling. Nieuwe en betere camera’s volgen elkaar snel op en zijn vergelijkbaar met hedendaagse mobiele telefoons, laptops et cetera. Oorsprong en ontwikkeling van de amateurfotografie is zonder meer verbonden met het modernisme.

De amateurfotografie conformeert zich niet aan eerder bestaande kunstvormen. Compositie, genre, literaire titel, ze ontbreken allemaal. Een vluchtige beeldnotitie is het enige van belang voor de maker. De vroege fotografie is een hobby voor vasthoudende amateurs die drang tot experimenteren en doorzettingsvermogen bezitten.

6. Hobby voor de rijken

De laat 19e-eeuwse fotografie manifesteert zich als een klassenverschijnsel. Het lijkt een nieuwe hobby voor hoger opgeleiden en welgestelden. Heren van stand, jonkers maar ook freules, zelfs de jonge koningin houden zich ermee bezig.

In de periode 1880 tot 1900 is fotografie enerzijds laagdrempelig door het gemak van de techniek, anderzijds is het bezit van een goede camera nog een statussymbool, alleen bereikbaar voor hen die een ruime portemonnee bezitten. Jongemannen uit met name de hogere sociale klassen bezitten niet zelden natuurkundige instrumenten waarmee ze experimenteren. Verdieping in exacte wetenschap en techniek lijkt verbonden met opvoeding.

Naast een camera en lenzen is het nodig om tenminste enige kennis te hebben van natuurkunde en chemie. Jodiumzout, azijnzuur, zilver, goud en kwik zijn noodzakelijke attributen, evenals inzicht in techniek, werking van licht, maar ook in het vervaardigen van lichtgevoelige papieren, het polijsten en bewerken van zilver. Amateurfotografie bestaat eerder dan de beroepsmatige, dus uitbesteden is in de vroegste periode niet aan de orde.

7. Een fotograaf op Slot Zeist

In 1867 vestigen Charles Bernard en Henriëtte Maria Jacoba Labouchere-Voombergh zich met hun groeiende gezin op Slot Zeist. Mevrouw Labouchere koopt de buitenplaats en wordt hoofdbewoner. Ze wonen er ‘s zomers, want de winters worden doorgebracht in hun huis aan de Amsterdamse Herengracht 547. Daar wordt in januari van datzelfde jaar het zesde kind geboren, Alfred Joan. Hij wordt Alfred genoemd, afgekort tot Alf.

Onderschrift foto: Alfred Labouchere. Foto door Jhr. Henry Pauw van Wieldrecht, ca 1882-1889 (Collectie Gemeentearchief Zeist)

Alfred zal een paar decennia later de zomerresidentie op andere manier in beeld brengen dan eerder het geval was. Hij interesseert zich al jong voor het nieuwe medium fotografie. Wanneer precies en waarom is niet bekend, maar hij werkt veel samen met zijn bijna vier jaar oudere neef Henry Pauw van Wieldrecht, die op het nabijgelegen Pavia woont. Henk Pauw is een verwoed amateurfotograaf en mogelijk is Alf aangestoken door diens enthousiasme. Van Alf is bekend dat hij meer is gericht op talen en muziek dan op de exacte natuur- en scheikunde. In de familie wordt veel getekend. Misschien is Alf naar een andere, nieuwe manier gaan zoeken om dingen uit te beelden, maar dat blijft gissen.

Onderschrift foto: Alfred Labouchere. Foto door Deutmann en Zonen, 1895 (Collectie Stichting Familiebezit Labouchere)

Groepsportret familie Labouchere. Foto door A.J. Labouchere, ca. 1898 (Collectie Stichting Familiebezit Labouchere/Gemeentearchief Zeist)

Alf maakt zich de kunst van de fotografie eigen en koopt een Thornton Pickard platen camera. Het nieuwe medium maakt het mogelijk meer te laten zien van de leefomgeving. Door toedoen van amateurfotografen ontstaan andersoortige, zwieriger groepsportretten dan die in professionele studio’s genomen worden.

8. Snapshots

Maar het zijn snapshots die het dagelijks leven portretteren. Langzaamaan raakt deze manier van beeldnotitie in zwang. Hierdoor komen ook bewoners van grotere huizen en buitenplaatsen die eerder niet of nauwelijks zichtbaar waren in beeld, al dan niet toevallig: het personeel.

Koetsier, palfrenier en keukenhulp bij open rijtuig met het echtpaar Pauw van Wieldrecht-Voombergh voor het bordes van Slot Zeist. Foto door A.J. Labouchere, ongedateerd (Collectie Stichting Familiebezit Labouchere/Gemeentearchief Zeist)
Alfred Labouchere met schermleraar professor Leopold van Humbeek. Foto, 1906 (collectie Familiebezit Labouchere)

Bij Slot Zeist is dat niet veelvuldig: er mag van toeval gesproken worden. De familie vestigt zich in 1895 definitief op het voormalige zomerverblijf. In datzelfde jaar is Alfred getrouwd met Lily Blanckenhagen, die woont op de buitenplaats Kersbergen. Zij vestigen zich in Utrecht, eerst op de Maliesingel, daarna op de Catharijnesingel en de Maliebaan. Haar ouders betrekken later de villa Lommerlust die ze omdopen in Livland.

Hoewel wonend in Utrecht verblijft Alf met zijn gezin van juni tot en met september in de regel ‘buiten’ bij de familie Blanckenhagen, tot 1906 op Kersbergen, daarna op Livland.

Het is ook in deze periode dat hij een tweede passie ontwikkelt die hem uiteindelijk op de Olympische Spelen doet belanden: de schermsport. Pas gestart op zijn zesendertigste in 1903 brengt hij het tot deelnemer aan de Spelen in Londen in 1908 en in Amsterdam in 1928. Alfred is dan al 61 jaar, maar eindigt op de vijfde plaats. Hij is jarenlang voorzitter van de Nederlandse Schermbond.

9. Personeelsleden in beeld

Het nemen van snapshots op het ouderlijk buiten is voor hem dus geen dagelijkse bezigheid. Toch maakt hij regelmatig foto’s op en rond Slot Zeist vooral in de zomermaanden van 1895 tot 1908, het jaar waarin de oude mevrouw Labouchere overlijdt.

Personeelsleden van de familie Labouchere bij een aanbouw van Slot Zeist. Foto, ca. 1920 (Collectie Gemeentearchief Zeist)

Het levert een schat aan informatie op over het tijdsbeeld aan het eind van de 19e en begin 20e eeuw, het sterk veranderde uiterlijk van Slot Zeist, de samenstelling van de familie, hun bezigheden, tijdverdrijf en zoals eerder gezegd, degenen die op eerdere prenten, tekeningen en schilderijen veelal buiten beeld bleven, de personeelsleden.

Onderschrift foto: Koetsier Bram Kok tuigwerk poetsend. Foto A.J. Labouchere, ongedateerd (Collectie Stichting Familiebezit Labouchere/Gemeentearchief Zeist)

Vergeleken met andere buitenplaatsen zijn er van Slot Zeist relatief gezien minder geposeerde portretten van gedienstigen. Zij komen voorbij als passanten, maar geven een totaalbeeld van leven en werken op een buitenplaats rond het fin de siècle.

Equipage van de familie Labouchere met koetsier Arie Gerritsen. Foto, ca. 1890 (Collectie Gemeentearchief Zeist)

Bronnenlijst

  • Hans Rooseboom, De Schaduw van de Fotograaf. Positie en status van een nieuw beroep: fotografie in Nederland, 1839-1889, proefschrift Universiteit Utrecht, 2006.
  • Mattie Boom, Everyone a photographer – The rise of amateur photography in The Netherlands 1880-1910, Rijksmuseum Amsterdam, 2019.
  • James M. Reilly, Care and Identification of 19th century Photographic Prints, Kodak Publication No. G-25, Eastman Kodak Company, U.S.A., 1986.
  • Jan van Dijk en Johan de Zoete, Determineren Historische Fotografische en Fotomechanische Procedés, Studie- en Documentatiecentrum voor Fotografie i.s.m. Woodbury Research & Reconstruction Group, Prentenkabinet Leiden, 1998.
  • A.J.A. Labouchere, Stichting Familiebezit Labouchere, Amsterdam.

Tijdvak 4 is geschreven door: Andy Smith