Terug naar overzichtTerug naar overzicht
Wijkverpleegkundige Beb Voskuil

Interview en verslag: Cees Baan
Gepubliceerd op Geheugen van Zeist juli 2013

Naam: Huberta Voskuil
Geboren: 28 mei 1932 in Gouda
Beroep: Wijkverpleegster

Mooiste ervaring: ’In het begin fietste ik door de wijk. Op een dag zei één van de patiënten: ’t Is toch schande dat het Oranje Groene Kruis u geen auto geeft. Ik antwoordde:’Wilt u dat dan niet regelen?’ Hij lachte een beetje, maar toen ik inderdaad een paar maanden later met een autootje kwam, zei hij:’Tjonge, jonge, dat doet maar duur tegenwoordig…’

Werkzaam in Zeist van 1967 tot 1990. (‘Ik moest stoppen toen ik 58 was vanwege de reuma in mijn handen.’)

Beb Voskuil

In 1960 begon Beb Voskuil als wijkverpleegkundige in Utrecht in de Wijk Hoograven. Zeven jaar later, in 1967, kwam de toen 35-jarige Beb Voskuil als wijkverpleegster voor het Oranje Groene Kruis naar Zeist. (In 1978 kwam de fusie van Groene Kruis/Wit Gele kruis en Oranje Groene Kruis en toen werd het Kruiswerk Zeist.)
De gemeente was toen verdeeld in vijf wijken en Beb werkte in Vollenhoven, Burgemeester Patijnlaan, Professor Sproncklaan, Roemer Visscherlaan en nog een aantal straten, maar… ‘Ik ben de andere namen even kwijt, maar je begrijpt een vijfde deel van Zeist! Soms had ik twaalf adressen op één morgen. Ik bezocht mensen die kanker hadden, in een gipscorset zaten, ik gaf insulinespuiten, deed wondverzorging en mensen afleggen. Ooit zat er een man dood op de WC… Kun je voorstellen?’

Aan het eind van haar tienertijd begon ze met de drie-jarige A opleiding in een ziekenhuis in Dordrecht, haalde ‘Het Ooievaartje’ voor de kraamverpleging in Den Haag en daarna volgde zij een aparte opleiding voor wijkverpleegkundige in Utrecht.
In juli 1960 haalde Beb Voskuil haar theorie examen. Een indrukwekkende cijferlijst.
1. Hygiëne en hygiënische wetten organisatie van volksgezondheid bacteriologie. Cijfer: 7
2. Sociale wetgeving en burgerschapskunde. Cijfer: 6
3. Wijkverpleging. Cijfer: 8
4. Kinderhygiëne. Cijfer: 8
5. Tuberculosebestrijding. Cijfer: 7
6. Psychologie en psychiatrie. Cijfer: 7
7. Bejaarden- en lichamelijke gebrekkigenzorg, bestrijding van alocholisme, geslachtsziekten, reuma en kanker. Cijfer: 8

Beb was 29 jaar toen ze daadwerkelijk de wijk in ging: Hoograven in Utrecht.

‘Ik was een all round wijkverpleegkundige. Tien dagen na de bevalling nam je de zorg over van de kraamverzorgster voor moeder en kind. Ik had het kleuterbureau, het curatieve werk dat wil zeggen het pure verplegen, ook revalidatie, kankerbestrijding, ouderenzorg, kortom: alles. Plus het afleggen van overleden mensen. Als je dienst had, ook al was het middenin de nacht, ging de telefoon, moest je direct in de kleren en op de fiets naar het opgegeven adres. Vaak had je geen flauw idee wat je kon verwachten. Na een rookvergiftiging vond ik de mensen dood op hun stoel aan tafel… In ons werk hielp je vanaf tien dagen na een geboorte en bij het sterven. Wij waren er van de wieg tot het graf.’

Oranje groene kruis
Zes dagen per week hard werken

‘Mijn ouders hadden een banketbakkerszaak. Zes dagen per week moest er hard gewerkt worden. Dat besef kreeg ik met de paplepel mee. Zes kinderen en mijn oudste zusje was verstandelijk gehandicapt. De grote zorg en aandacht voor haar bepaalden voor een groot deel de sfeer in huis. Om die reden heb ik ook nooit het ‘zwarte kruisje’ (voor psychiatrie) willen halen. Ik vond dat ik dat, in de praktijk, allang verdiend had.
Toch had ik als jong meisje niet het idee dat ik de verpleging in wilde. Een ander zusje ging werken in het rusthuis in Gouda. Op de één of andere manier kwam ik daar ook terecht. In dat jaar ben ik zo enthousiast geworden dat ik nooit meer iets anders dan ‘zuster’ wilde worden. In 1953 ben ik in de verpleging gegaan. Als jonge meid van 21 op nul begonnen en als oudere vrouw met veel mensenkennis van 58 gestopt. Ik had ontzettend last van reuma. Mijn handen moesten elke dag ingewreven en behandeld worden. Het kon echt niet langer, geen dag…’

Voldoening in de variatie

‘Mijn hart voor de wijkverpleging lag niet bij één specifiek aspect. Niet alleen de kleintjes, de mensen in een rolstoel of bij ouderen. Het mooie was juist het totale plaatje. Een dwarsdoorsnee van de bevolking. Ik had consultatie voor moeders en kleuters, maar ik waste ook mensen van ver in de tachtig. De verscheidenheid, de variatie, daarin vond ik mijn voldoening. Het maakte mij niets uit als ik eens een weekenddienst had. Dat betekende wel dat je van vrijdagavond zes uur tot en met maandagochtend acht uur beschikbaar moest zijn. Door de week had ik, in het wijkgebouw, spreekuur. Mensen kwamen voor injecties, artikelen, hulpstukken, speciale po-stoelen, urinalen of bedden, noem maar op. Ik was eigenlijk dag en nacht met het werk bezig. Dat had natuurlijk alles te maken met het feit dat ik van de mensen en het vak hield.’

Ik was te kieskeurig

‘Er was betrekkelijk weinig tijd voor een privéleven. Ik kon niet aan veel feestjes of verjaardagen meedoen want om de vijf, zes weken had ik weekenddienst. En dan moest je thuis bij de telefoon zitten. Later kregen we een soort mobilofoon zodat je ook in de auto opgepiept kon worden. Het werk ging voor. Ik ben nooit getrouwd geweest. Ik was te kieskeurig, denk ik. Ooit had ik een gesprek met een oudere man die na een opname weer naar huis mocht. Hij wilde niet. Thuis zat het niet goed. Liever bleef hij nog in het ziekenhuis dan dat hij terug naar zijn vrouw ging. Op dat moment ben ik me bewust geworden dat ik alleen wilde trouwen als ik zeker wist dat ik het met die ene ook na vijftig jaar nog echt heel leuk zou vinden. Ik legde de lat erg hoog. Je belooft liefde en trouw tot de dood! In deze dingen ben ik principieel. En dan moet je, heel eerlijk, vooruit kunnen en durven denken.
Ik heb meerdere kansen gehad, hoor. Maar ik wilde alleen onvoorwaardelijke liefde. Ik heb voor mijn werk dat onvoorwaardelijke gevoel gehad. En dat wilde ik ook kunnen geven aan een man. En hij moest datzelfde gevoel voor mij hebben.
Het is mijn vrije wil geweest om alleen te blijven. Ik heb daar nooit onder geleden en ik heb nooit slapeloze nachten gehad waarin ik mij afvroeg: ‘Gunst, wanneer kom ik nu eens die prins op het witte paard tegen?’
Ik heb een goed en dankbaar leven achter de rug. Als ik alles over kon doen, zou ik precies dezelfde keuzes maken. Ik heb het huwelijk echt niet gemist. Ook niet het verlangen om moeder te worden… Er zaten heerlijke ‘wurmpjes’ bij hoor, echt dotten van baby’s, maar ik heb nooit met jaloerse ogen naar moeders gekeken. Ik weet, eerlijk gezegd, ook niet of ik wel zo’n goede, verdraagzame en geduldige moeder zou zijn.’

Cijferlijst Bep Voskuil
Ik houd niet van gelummel

‘Ik ben erg kritisch als het over wijkverpleging gaat. Ik houd dus niet van gelummel. Ooit een collega gehad die zomaar niet op kwam dagen. Ik belde direct op: Wat is er aan de hand? Bleek ze een smoes op te hangen. Dan ben je bij mij aan het verkeerde adres. Waar is je verantwoordelijkheid? Het werk moet gebeuren. Je laat je patiënten niet in de steek. Dus ik zei: ‘Je gaat direct aan het werk! Wat zullen we nou krijgen?’ Zo ben ik. To the point.
Weet je, het was niet alleen de zorg voor de moeder en het kind, maar ook voor de rest van het gezin. Ik keek ook naar de man of hij het allemaal wel redde. En als er nog meer kinderen waren, lette ik daar ook op. Ik was dan misschien geen echte moeder maar ik had soms wel de moederrol. En dat verwachtte men ook van je. In ons vak meldde je je niet ziek… althans niet zomaar.’

Promotie

‘Ik heb ooit de kans gekregen om districtsverpleegkundige te worden. Eigenlijk een promotie en ik kon dus veel meer verdienen. Ik had er geen oren naar, echt niet. Het werk met de mensen stond bij mij op de eerste plaats. Niet het bezoeken van collega’s om hen te coachen of te vertellen hoe ze het vak moesten invullen. Nee, geef mij maar de mensen in de wijk…
Hoe vaak ik nog mensen op straat tegenkom die ik als baby heb leren kennen, maar nu zelf achter de kinderwagen lopen. Dat is zo leuk. Zo waardevol. Daar heb ik het voor gedaan… Laatst stapte ik op de bus bij het Jacob van Lennepplein en hoor ik ineens iemand roepen: ‘Zuster Voskuil, het is nu 23 jaar geleden…!’ (Niemand noemde mij bij mijn voornaam. Altijd zuster.) Was het de weduwe van een man die ik ooit heb afgelegd. En ik ben iemand die niemand laat zwemmen, want die zoek je na zo’n ingrijpende gebeurtenis nog eens op.
In mijn werk en alles wat daarbij komt kijken, ben ik een perfectionist. En ik denk dat zo’n houding geen kwaad kan… Je mag niets over het hoofd zien. Ik leg de lat heel hoog, voor anderen, ook voor mezelf. Daar heb ik niet onder geleden.’

Soms werd het me te veel…

‘Eén keer is het me bijna te veel geworden. Toen kreeg ik op één dag te maken met een moeder die last had van een postnatale depressie, een dame die ik gemakshalve maar een ‘hysterica’ noem en een alcoholist. Aan het eind van die dag was ik helemaal op. Ik belde een dokter om mijn hart te luchten. Dat was wel nodig. Je komt met grote emoties in contact. En ik ben er ook wel eens zes weken ‘uit’ geweest. Oververmoeid. Dat is de keerzijde van de perfectionist. Je wilt voortdurend aan iedereen het beste van jezelf geven. En dan kun je wel eens over een grens gaan. Ik gaf hart en ziel. Eerlijk waar. En toch, toen ik vanwege de reuma moest stoppen, was ik daar vrij nuchter onder. Iedereen kan ziek worden dan had ik intussen wel geleerd. Bang voor de dood ben ik ook niet want ik weet dat ik ook daarna in Goede Handen ben.’