Terug naar overzichtTerug naar overzicht
Boverhuis, oorlogsverhalen

Door Petra Koek

Dit is het verhaal over de belevenissen van Gerrit Boverhuis die vanaf 1928 werkte als verpleger op de Willem Arntsz Hoeve en met zijn gezin daar ook woonde. Zoon Rein vertelt het verhaal.

Een blauw oog met grote gevolgen

Rein Boverhuis (Den Dolder, 1-2-1937) woonde met zijn ouders in Den Dolder op diverse adressen: aan de Dolderseweg 212 (vanaf zijn geboorte tot november 1943; daarover later meer), aan de Pleineslaan nummer 67 van 1944-1945, op Dolderseweg 226 (1945-1955) en op Dolderseweg 224 van 1955 tot zijn trouwen in 1962. Hij heeft veel verhalen te vertellen over zijn jeugd. In dit verslag leest u de verhalen over de wederwaardigheden rond de W.A.Hoeve met name in de Tweede Wereldoorlog.

Gerrit Boverhuis en zijn gezin

De ouders van Rein, Gerrit (Smilde, 10-8-1907) en Elisabeth (Bets) van den Adel (Dordrecht 20-01-1900), werkten beiden op de WA-Hoeve. Gerrit was daar vanaf 16 april 1928 aangesteld als leerling-verpleger. Hij werkte onder andere op Leeuwenhoek en Wier.

Hij verdiende volgens zijn bewijs van benoeming f 950,- tot f 1250,- per jaar met een verhoging per dienstjaar gedurende 4 jaar van f 25,-. Bij het behalen van het 1e en 2e overgangsexamen zou hij elk f 100,- opslag krijgen. Maar van deze verdiensten ging f 575,- (!) af voor ”kost, inwoning en bewassching”. Het gezin bewoonde immers een zogenaamde dienstwoning van de stichting. Om het volgens Rein schamele inkomen te vergroten namen veel bewoners van de dienstwoningen daarom een patiënt in huis. Iedere dienstwoning had namelijk een patiëntenkamer. Zij aten mee (tussen de middag warm) en sliepen daar dus. Omgekeerde integratie ”avant la lettre”.

In de oorlog werkten er NSB’ers op de WA-Hoeve. Geneesheer-directeur Keulemans volgde op 1 juni 1943 Dr. Engelhard op die zijn ontslag had ingediend. Ene De Kemp werkte bij de technische dienst. Hij woonde aan de Dolderseweg 234, hoek Dolderseweg-Boerderijlaantje. Op 17 september 1943 belde hij aan bij de familie Boverhuis. Vader deed open. De Kemp kwam het NSB-blaadje Volk en Vaderland aanbieden en vroeg ook een bijdrage. Vader was daar niet van gediend en zei dat hij dat blaadje niet hoefde en dat hij ook geen geld gaf. Helaas bleek diezelfde avond dat er een ruitje bij de keuken van de dienstwoning kapot was en daarom ging Gerrit de volgende dag naar de technische dienst voor een glaszetter. De Kemp ontving hem en zei: “Was ik gisteravond niet bij je aan de deur met Volk en Vaderland?” Gerrit bevestigde dat. De Kemp zei: “En jij wilde mijn blaadje toch niet? Nou, dan laat ik jouw ruitje niet maken.” Gerrit werd boos en sloeg De Kemp een blauw oog. Daarop werd hij op staande voet ontslagen. Volgens het bewijs van ontslag (tevens getuigschrift) ”oneervol, wegens wangedrag”.

Na de oorlog werd Gerrit Boverhuis volledig gerehabiliteerd. Zijn oneervol ontslag werd ongedaan gemaakt door Dr. Engelhard in een mooie brief van 13 januari 1947.

Rein Boverhuis in de voortuin
Voortuin Dolderseweg 224, vlnr: Ella van Dijk (nichtje), Gerrit Boverhuis en zijn vrouw Bets van Andel (ouders van Rein)
Een blauw oog met grote gevolgen

De gevolgen van dat blauwe oog waren natuurlijk groot. Het gezin Boverhuis zat zonder werk en moest ook het huis uit. Rein – 6 jaar oud – ging naar familie in Assen, zijn 2 jaar jongere broertje Ad ging naar familie in Gorinchem. Gerrit vond werk op de afdeling Psychiatrie in het Wilhelmina Gasthuis in Amsterdam. Zijn vrouw vond werk in het ziekenhuis in Assen.

Het echtpaar Boverhuis solliciteerde nog datzelfde jaar bij het Provinciaal Ziekenhuis Santpoort dat een half jaar eerder zijn patiënten had moeten evacueren naar de WA-Hoeve in Den Dolder. Ze werden aangenomen en zo kon het gezin weer gaan wonen in Den Dolder; maar natuurlijk niet in een dienstwoning. Het gezin vestigde zich in het huis aan de Pleineslaan 67. Familie Hoek die daar woonde, waren naar het Noorden verhuisd vanwege de vele bombardementen.

Hongerwinter

In de Hongerwinter (1944-45) probeerde Gerrit spijkers te ruilen tegen eten. Hij werd opgepakt – men vond dat zwarte handel – en kwam via de centrale opvang in Tivoli, Utrecht terecht in het Ruhrgebied. Gerrit en nog 4 of 5 lotgenoten werden daar ondergebracht in een school. Via een achteringang namen zij de benen. Na vele weken kwam vader Gerrit teruggelopen vanuit dat verre Duitsland. Rein herinnert zich nog de kapotte voeten van zijn vader.

Huis Dolderseweg 224 hoek Berkenlaan. Moeder Bets met achternichtje Rita
Nog meer herinneringen aan de oorlog

Aan de Dolderseweg 212 woonden Rein en zijn familie naast zijn oom L. van Dijk, ook verpleger op de WA-Hoeve, Dolderseweg 210. Er was achter in de grote tuin een loopgraaf gegraven. Gestut met stevige houten balken en overdekt. Daar doken beide families in als het luchtalarm afging. Men kwam er pas weer uit als het alarm opnieuw afging ten teken dat het gevaar geweken was. Er waren veel bombardementen door geallieerden vanwege de ligging ten opzichte van Soesterberg waar de Duitsers hun Fliegerhorst hadden. En vanwege de vele munitietransporten via het spoor Utrecht-Amersfoort. Bovendien stond er in het Pleinesbosje een Flak, een zwaar luchtafweergeschut van de Duitsers. Zo’n bombardement gaf een vreselijk lawaai; eerst het specifieke geronk van vliegtuigen. Dan zag je vaak de bomluiken opengaan en zag je de bommen vallen. Die bommen hadden ook een vaart dus je kon niet voorzien waar ze zouden vallen. Die ontploffingen waren hard; echte knallen. Bij bombardementen sneuvelden ruiten en vielen er gewonden.

Rein herinnert zich nog goed dat hij met zijn vrienden – bijv. Ad Savenije, zoon van de smid van de Hoeve die woonde op Dolderseweg 230 – en met andere jongens van de Pleineslaan over de hei liep naar de gaarkeuken. Op de terugweg kwamen ze dan langs boerderij Ettekhoven. Deze boerderij, gebouwd door Christoph Pleines, lag waar nu de Johannes Wierlaan is. Daar hadden zij lepeltjes tussen de stenen in de muur verstopt waar de voegen waren weggevallen. Als zij dan soep hadden gehaald bij de boerderij, gingen zij deze eerst ‘voorproeven’ met die lepeltjes.

Ook mochten Rein en zijn broertje Ad in de Hongerwinter in 1944-1945 eens in de 14 dagen op zondagmiddag bij de familie De Kuinder komen eten. Deze woonde aan de Dolderseweg op de hoek van de Boerderijlaan en de Berkenlaan, Dolderseweg 254. Dit ging uit van de Gereformeerde Kerk.

Bij Van de Wetering, hoek Paltzerweg, Baarnseweg, was een dansgelegenheid. In de erker van het huis werden ook bruiloften en partijen gegeven. Op 30 juli 1944 werd er een inval gedaan, omdat dansen in die tijd verboden was. Wat er toen is voorgevallen hebben we niet kunnen achterhalen. Zeker is wel, dat Van de Wetering is weggevoerd naar Duitsland. Hij is daar in gevangenschap gestorven en later herbegraven op het ereveld in Loenen.

Deze tekst is een weerslag van enkele ontmoetingen met de heer en mevrouw Boverhuis-Gort, beiden geboren Doldenaren en sinds kort weer woonachtig in de buurt. Drs. Marco Gietema, lid van de kerngroep Vergeten Slachtoffers (www.vergetenslachtoffers.nl) heeft ons geholpen bij deze gesprekken en de inhoud op feitelijkheid gecontroleerd en waar nodig aangevuld.

Rein Boverhuis in zijn oude slaapkamer, Dolderseweg 224 A, zomer 2015
De Kemp van de technische dienst

Marco Gietema meldt over De Kemp: Hij werkte bij de technische dienst; Hoofd technische dienst was Dirk Adrianus van Steenbergen. De Kemp was ooit wel hoofd maar in zijn functie teruggezet wat hem erg frustreerde waardoor hij een steeds lastigere collega werd.

Gaarkeuken

Vanaf medio november 1944 was er een gaarkeuken bij de ‘Stichtse Margarinefabriek’ (later: Remia). Het eten werd gebracht naar uitdeelposten. Zo’n voedsel-uitdeel-post was er bij Hardeman, Dolderseweg 87. De voedseluitdeling bleef tot 23 juni 1945 in stand.