Terug naar overzichtTerug naar overzicht
Johan C. Meijer - verzetsstrijder

Jan Meijer: deed niets meer dan zijn plicht.

Wanneer men zich tracht te verdiepen in de verzetsstrijd van Johan C. Meijer, stuit men telkens op onbekendheid met zijn activiteiten. Jan heeft nimmer met zijn moed te koop gelopen, integendeel, voor hem was de daad van verzet iets vanzelfsprekends, niets meer dan een plicht.

Als adelborst streed hij in Zeeland 10 dagen langer tegen de vijand, dan de grondtroepen en toen hij terugkeerde in de ouderlijke woning aan de Boulevard te Zeist, zei hij, als gold het de gewoonste zaak van de wereld: “Ik ga naar Engeland, de strijd moet worden voortgezet.”

Dagenlang heeft hij contacten proberen te krijgen om naar Engeland te kunnen overkomen, doch in die dagen was dat niet zo gemakkelijk en op aandringen van zijn moeder, ging hij naar Delft om te studeren aan de technische hogeschool.

Inlichtingendienst

Ofschoon Jan het eerste jaar hard heeft gestudeerd, heeft hij blijkbaar toch tijd gevonden werkzaam te zijn voor de inlichtingendienst. Zo gebeurde het, dat hij op een goede dag naar huis kwam met een “studievriend”. De jongen Smit moest een thuis hebben, want zijn ouders waren in Nederlands-Indië. Jan zijn ouders wisten niet, dat Smit, de vriend van hun zoon, een geheime zender in hun woning had gebracht en regelmatig in contact stond met Engeland. Toen dit werd ontdekt, werd de zender naar Bilthoven overgebracht naar ir. Sickinga.

Later is gebleken, hoe Smit naar Engeland was uitgeweken en zich boven Nederland liet droppen met een zendinstallatie bij zich. Jan heeft deze illegale strijder toen opgevangen en naar zijn huis gebracht.

In de beginperiode bleken de Duitsers nog vrij gemakkelijk achter de geheimen van de organisaties te kunnen komen en zo kwam men ook spoedig Smit op het spoor.
Op 30 augustus vierde men nog bij Jan thuis koninginnedag, omdat op de eigenlijke verjaardag van de vorstin een reunie onmogelijk was. De volgende dag ging Smit naar Bilthoven en Jan zou in de loop van de morgen volgen. Toen hij het huis van ir. Sickinga naderde, zag hij, hoe de overweldiger zijn slag had geslagen en hoe zijn vrienden werden meegenomen in een overvalwagen. Onmiddellijk keerde Jan naar zijn woning terug, pakte zijn koffer en deelde mee, dat het wellicht beter was, dat hij weer naar Delft ging. Van het gehele gebeuren vertelde hij zijn ouders niets.

Johan C. Meijer - particuliere collectie

Ontwapende list

Het spreekt vanzelf, dat de spanning, waarin Jan leefde niet onopgemerkt aan zijn moeder voorbijging. Ze wilde haar zoon echter niet te zeer naar zijn ervaringen vragen, ofschoon ze wel vermoedde, dat hij illegaal werk deed. Ze kende haar zoon te goed en stelde in hem een grenzeloos vertrouwen.

Toen vervoegde zich in de avonduren een heer aan haar deur. “Ik wil u spreken over uw zoon Jan”, zei de man en stapte brutaalweg de hal binnen. Met angstig kloppend hart, doch zonder haar emotie te verraden stond Jan’s moeder de bezoeker te woord. De man vroeg naar haar zoon, doch zij antwoordde naar waarheid, dat hij niet thuis was en dat zij evenmin wist waar hij zich ophield. “Welnu”, zei de man honingzoet, “ik ben van de Secret Service” en daarbij toonde hij zijn papieren. “Uw zoon wordt door de Duitsers gezocht, zijn vrienden zijn gearresteerd, hij moet weg. Ik kan hem naar Engeland helpen”.

Bij deze boodschap sprong het hart van de moeder op. Haar zoon zou de Duitsers kunnen ontlopen, maar zij beheerste zich, toen zij vertelde, dat zij nergens van wist en evenmin kans zag haar zoon te bereiken. “Laat hij zich binnen twee dagen op het Hofplein in Rotterdam vervoegen. Laat hij een klein koffertje met kleding bij zich dragen, de rest komt wel in orde”, daarmede vertrok de geheimzinnige boodschapper.

Angst en hoop

De moeder leefde tussen angst en hoop. Wat had haar zoon gedaan en in hoeverre was hij zich bewust van het gevaar, waarin hij zich bevond? Toen hij binnen de gestelde termijn zijn ouders bezocht vroeg de moeder op de man af, of hij werd gezocht door de bezetters. Uiterlijk kalm beaamde Jan dit en vertelde, dat hij in het politieblad stond gesignaleerd, hetgeen hem door vertrouwde mensen van de politie was medegedeeld. Toen vertelde zijn moeder van de kans om naar Engeland te komen.

Op het Hofplein

Gewapend met argwaan en een koffertje, met daarin wat kleren, verscheen Jan binnen de gestelde termijn op het Hofplein. Hij drentelde heen en weer en werd op een gegeven moment door een man aangesproken. Hij moest zich bekend maken en deed het. Alles wekte zoveel vertrouwen. Samen liepen zij naar een adres waar men voor de overtocht naar het Albion zou zorgen. Kort daarop werd hij gearresteerd. De valse list was gelukt; Jan Meijer was gevangen. Dit gebeurde in 1942.

Vonnis voltrokken

Met een kort koud briefje in de gehate Duitse taal werden Jan’s ouders van het vonnis: de doodstraf, op de hoogte gesteld. Een enkel zinnetje deelde mee, dat het vonnis was voltrokken. Niemand echter weet, waar de executie heeft plaatsgehad. Korte tijd eerder werden 72 illegalen ter dood gebracht, doch de groep van 24, waartoe ook Jan Meijer behoorde, werd weggevoerd en nimmer heeft men gehoord waar naar toe.

Deze ondoordringbare sluier over de dood van een van Zeist’s beste zonen schijnt het karakter van Jan Meijer te onderstrepen: “Maak over mijn daden geen ophef, ik ben een van de naamloos velen en er zijn honderden dapperen, waarover men nimmer spreken of schrijven zal, terwijl zij het meer verdienen, dan ik; wanneer dapperheid tenminste een verdienste is.”

”Als dan elkeen in eigen kring”
”Zo werkt, strek dan uw handen uit.”
”En reikt ze tot in groot’re ring”
”De bond van broederschap zich sluit.”

”Sluit aan tot ge als enig volk”
”De tijd weerstaat, die rukt en rijt.”
”Ontredt aan wolk en warrelkolk”
”De schoonheid van een nieuwe tijd.”

(Albert Verwey, Fragment)

Straatnaam

Op 20 oktober 1952 is Johan C. Meijer geëerd met een straatnaam: Johan C. Meijerlaan.

Bron

Zeister Nieuwsbode 9 oktober 1953; H.J. Koster