Interview door schoolkinderen in 2015
Interview: Jip Moens en Ilse van Mansom
Verslag: Eloise van Mansom
Dits Sluimer was 12 jaar oud toen de Tweede Wereldoorlog begon. Toch is haar geloof in vrede nooit weggeweest.
Naam: Dits Sluimer
Leeftijd: Ik ben geboren in 1928 en was 12 jaar toen de oorlog begon
Gezin: Ons gezin bestond uit vader, moeder, 2 broers en ikzelf. Toen de oorlog begon was mijn vader 42 jaar oud en mijn oudste broer 18 jaar.
School: Ik zat op de tussenschool ook wel vormschool genoemd in voorbereiding op mijn latere baan als kinderleidster.
Favoriete tijdverdrijf: Lezen, poppenkleding maken. In de oorlog hadden de kinderen 2 paar schoenen, een paar voor naar school en een paar voor de zondag. Ik maakte van de schoenendozen zolen en haakte koordjes en maakte zo nieuwe sandalen.
Mevrouw Sluimer vertelde ons hoe zij het begin van de oorlog heeft ervaren: ‘Het was heel mooi weer, ik was 12 jaar en ineens vlogen er een heleboel vliegtuigen (Duitse vliegtuigen) over Vlaardingen, waar ik toen woonde. Deze vliegtuigen hadden als doel om Rotterdam te bombarderen, wat ze uiteindelijk ook deden. Het was een zaterdag of zondag.
Omdat mijn vader werkzaam was als brandweercommandant en wijkhoofd was hij genoodzaakt om bij alarmering van de sirene te gaan kijken waar de onrust was. Als brandweercommandant was hij ook betrokken bij de gebombardeerde fabrieken rond Vlaardingen. De brandweercommandanten werd ook gevraagd of hij wilde komen spuiten in “Diergaarde Blijdorp” om de dieren te beschermen. In het begin van de oorlog is er 1 keer brand geweest in Vlaardingen. De Duitsers hadden een grote tank waarin petroleum was opgeslagen gebombardeerd.’
Kon u op straat spelen?
‘Ja ik speelde wel met vrienden buiten, we wierpen dan fietsbanden om een lantaarnpaal en zwierden dan vervolgens aan de banden rond.’
Zat er iemand van uw familie in het verzet?
‘Er zaten geen familieleden in het verzet. Er is gelukkig ook niemand van mijn familie omgekomen, de familie is gedurende de oorlog bij elkaar gebleven.’
Moest u onderduiken of kende u iemand die moest onderduiken?
‘Ik hoefde niet onder te duiken en kende ook geen andere mensen die moesten onderduiken. Maar mijn oudste broer was 18 jaar toen de oorlog begon en we waren wel bang dat hij opgeroepen zou worden om te werk gesteld te worden. Voor het geval dat de Duitsers zouden arriveren om hem op te halen hadden we een schuilplaats voor hem gemaakt, in een ruimte boven in een kast. Dat was spannend maar ook eng.
Tijdens de oorlog is er 1 keer gebruik gemaakt van de schuilplaats. Een vriend van mijn broer had de mogelijkheid gekregen om 1 à 2 dagen te kunnen gaan werken in Vlaardingen, echter daar aangekomen bleek er een lange rij met jonge mannen te staan onder toezicht van Duitse soldaten. Dit voelde niet goed en mijn broer en zijn vriend zijn gauw weggegaan. Maar omdat ze zich hadden aangemeld waren hun gegevens bekend. Omdat mijn broer niet was gekomen, kwamen de Duitsers aan de deur. Zij vroegen om informatie, die kregen ze en gelukkig namen ze daar genoegen mee en kwamen niet meer terug.’
Moest u wel eens naar de schuilkelder?
‘We hadden geen (schuil)kelder in huis maar we wel hadden een lange gang met daarin een nis. Als de sirene ging, dan ging iedereen naar de nis. Voor de ramen had mijn vader luiken gemaakt van hout met daarvoor nog een balk om de granaatscherven en het breken van de ruiten tegen te gaan.’
Was u dan bang?
Ik was soms wel bang voor de soldaten, zij waren immers de bezetters. Ze marcheerden door de straten. Omdat er ijzers die onder hun laarzen zaten maakte dat een hard geluid. Dat geluid vond ik angstaanjagend.
Was u tegen de Duitsers?
‘Ik was nog maar 12 jaar en dan weet je niet of je tegen de Duitsers bent. Ik vond het wel griezelig en was bang dat mijn broer opgepakt zou worden.’
Kende u joodse mensen? Zo ja, droegen zij ook hun ster?
‘Ik kende persoonlijk geen joodse mensen, soms zag ik wel joodse mensen lopen met hun ster op.’
Zag u vaak Duitse soldaten?
‘Nee, ik zag niet zo vaak Duitse soldaten, heel af en toe. In de omgeving van Hoek van Holland zagen we de Duitsers vaker. Ik zag soms de zoeklichten die de Duitsers gebruikten om de Engelse vliegtuigen uit de lucht te kunnen schieten.’
Is uw huis misschien door de Duitsers gevorderd geweest?
Het huis van mevrouw Sluimer is niet gevorderd geweest door de Duitsers, maar het huis van de oma van mevrouw Sluimer in Maassluis is wel gevorderd geweest. Tijdens de oorlog waren er 2 officieren ingekwartierd.
Was u in deze periode ook gelukkig?
‘Ik was zeker niet ongelukkig want ik had mijn vader, moeder en broers om me heen en we hadden een huis en een bed.’
Luisterde u stiekem naar radio Oranje?
‘Mijn vader en oudste broer luisterden stiekem naar Radio Oranje. De radio stond in een schuur in de tuin verstopt want je mocht geen radio hebben. Onze buurman was lid geworden van de NSB en uit angst om betrapt te worden hebben we de radio ingeleverd toen het bevel kwam. De radio moest naar een adres in de haven gebracht te worden en daar werd ‘ie op een grote hoop gegooid.
Maar we luisterden niet altijd naar de bevelen van de Duitsers. Zo moest je bijvoorbeeld ook koperen voorwerpen inleveren. Wij hadden 2 koperen lantaarns en een koperen blik. Om die te kunnen bewaren hebben we een kuil in de tuin gegraven en de boel daar verstopt. Toen de oorlog was afgelopen hebben we de spullen weer opgegraven.’
Wat at u vroeger?
‘We aten veel suikerbiet. Gelukkig hadden we ook een volkstuin. In 1943 hadden we bloemkool gepoot en toen we die wilden gaan rooien bleek alles gestolen te zijn.
De eerste 3 jaar van de oorlog kwam de melkboer aan de deur, bij hem kon je stiekem een liter extra melk kopen. In het 3e jaar kreeg mijn moeder een politieagent aan de deur met het verzoek om mee te komen naar het bureau. Daar heeft ze toegegeven dat zij inderdaad stiekem melk had gekocht aan de deur. Maar gelukkig mocht ze zonder boete of straf weer naar huis.’
Had u tijdens de oorlog honger?
‘Ja ik heb heel erg honger geleden. Ik ging samen met een vriendin naar het Westland om eten te verzamelen. Op de fiets. Eerst hadden we nog een fiets op luchtbanden en later hadden een fiets op massieve banden. Om eten te krijgen moesten we een hele middag aardappelen te schillen. In ruil daarvoor kregen we 2 kilo aardappelen mee naar huis.
Tijdens de hongerwinter ging ik met mijn vader op de fiets van Vlaardingen naar Arnhem op zoek naar eten. We hadden zeep mee en dat ruilden we dan in voor levensmiddelen of een bord eten. Tijdens deze tocht kregen we onderweg een bord eten met o.a. stamppot met spek. Toen ik het had opgegeten werd ik ziek en kon ik niet verder met mijn vader mee. Van de boerin mocht ik nog een dag extra blijven om beter te worden. Ik sliep op zolder waar de boer en boerin ook zakken met erwten/witte en bruine bonen bewaarden. Omdat ik langer mocht blijven bood ik aan om mee te helpen, dat kon maar dan moest ik de sokken stoppen. De dochter van de boerin nam me mee naar een schuur waar zij een parachute van een parachutist had bewaard.’
We vonden het bijzonder dat mevrouw Sluimer ondanks dat er zakken met erwten en witte en bruine bonen op zolder stonden, de verleiding kon weerstaan om wat mee te nemen.
Er was ook weinig brandstof. Centrale verwarming was er in die tijd nog niet. Om warm te blijven werd er een boom omgehakt en die werd dan gedeeld door de zagers, dit was echter niet zonder gevaar want het mocht niet. En gelukkig hadden we genoeg dekens in huis om de kou tegen te gaan.’
Had u genoeg bonnen?
‘Ons gezin kreeg 5 bonnen voor 5 mensen. Later kregen we minder bonnen. Er was groot tekort aan voedsel. Voor een liter melk moest ik bijvoorbeeld een half uur in de rij staan. Omdat ik de opleiding voor kleuterleidster volgde viel ik onder het onderwijzend personeel en onderwijzend personeel werd ingezet bij het verdelen van het voedsel bij de voedseldistributie. Elke inwoner kreeg een pollepel eten dat met een spatel was afgestreken.
Het onderwijzend persoon kreeg al vooraf te eten dus voordat we eten gingen uitdelen. Ik nam dit extra eten mee naar huis. Dat betekende voor ons gezin dat wij iedere dag voor 6 personen eten kregen i.p.v. voor 5 personen.
Het eten werd in gamellen aangeleverd. Na het uitdelen van het eten werden de lege gamellen buiten gezet. Daar stonden dan kinderen te wachten in de hoop nog iets uit de lege gamellen te kunnen schrapen omdat er toch altijd nog een restje achterblijft. Er waren veel mensen die honger hadden. Dat heeft wel indruk gemaakt op me gemaakt.’
Dacht u dat er ooit nog vrede zou komen?
‘Ja, het geloof daarin is nooit weggeweest.’
Kreeg u van de bevrijders kauwgom?
Wat mevrouw Sluimer zich van de bevrijding herinnert is dat iedereen op straat danste en dat er karren voorbij reden met daarop de Stucas (meisjes die tijdens de oorlog bevriend/relatie hadden met de Duisters), dat was eng. De hoofden van deze meisjes waren kaalgeschoren en er waren hakenkruizen op hun lichaam getekend omdat zij bevriend waren geweest met de Duitsers. Dit heeft heel veel indruk gemaakt.
Hoe voelde u zich na de oorlog? Was u blij of was alles ineens anders?
‘Ik was blij! Mijn broer had bij de politieke opsporingsdienst gewerkt, daarom kreeg hij van de Canadezen overlevingspakketten. Vanuit Zweden werden er voedselpakketten gedropt boven Nederland waarin o.a. wit meel zat om brood te maken, dat smaakte net zo lekker als cake.’