Door: Elian de Jonge
Ton van Sonderen was 3 jaar oud toen de Tweede Wereldoorlog begon. ‘Vraagt die duitser: Wat zit er achter die deur?’
Naam: Ton van Sonderen
Geboortedatum: 27 september 1937
Gezin: Ton woonde samen met zijn vader en moeder aan de Tesselschadelaan 14 aan de kant van Schaerwijde. Ze hebben niet de hele oorlog in Zeist gewoond maar zijn ook een tijdje geëvacueerd geweest.
School: toen de oorlog begon, zat hij nog niet op school maar toen de oorlog was afgelopen natuurlijk wel.
Spelletjes: buiten spelen. En hij ging ook graag de paarden verzorgen bij Ma Retraite die de Duitsers daar hielden.
Ik ben van 1937. Wij woonden op de Tesselschadelaan, tussen Ma Retraite en Veldheim, dat aan onze achtertuin grensde. Daar waren de Duitsers gelegerd en die hielden daar paarden. En die paarden, daar ging ik als kind op af. Ik werd naar mijn gevoel volledig geaccepteerd als hulp in de stal als verzorger van die paarden: borstelen, schoonmaken, eten geven, stallen uitmesten. Dat stelde natuurlijk niet zoveel voor want een kruiwagen kreeg ik nog niet van zijn plek.
In de stal werkten vooral oudere Duitsers. Ik denk dat zij van oorsprong paardenverzorgers waren die van boerenbedrijven kwamen of zo. Met de paarden trokken ze platte wagens voor het vervoer van allerlei spullen. Ik ging wel eens, op de bok naast de koetsier, het dorp in. Ik hield ook wel de teugels vast. We moesten bijvoorbeeld een paar keer naar een molen waar we graan brachten om te laten malen of meel haalden om brood te bakken, dat weet ik niet meer.
Om een uur of drie was er koffiepauze in de stallen. In Veldheim was een hele grote keuken waar houten schragen en banken stonden. Daar schoven die soldaten allemaal aan. Ik kreeg dan brood met spek. Ik wou dan ook koffie, maar dat vonden die soldaten geen goed idee, dus dronk ik melk. Aan die lange tafels zat ik soms tussen veertig man. De zurige lucht van die Duitse uniformen is me altijd bijgebleven.
Ben je altijd gek op paarden gebleven?
De liefde voor paarden is nooit overgegaan. Het gevolg was dat ik zelf jaren lang paarden heb gehad, op een groot veld bij ons eigen huis in Huis ter Heide. Paarden werden een belangrijke invulling van mijn leven.
Welke band had je met je vader en moeder?
Mijn ouders lieten mij mijn gang gaan. Naar mijn gevoel ben ik ongeschonden door de oorlog gekomen. Zij hebben wel hun problemen gehad, met voeding en weet ik wat, maar daar ben ik nooit mee geconfronteerd. Ze lieten je kind zijn. Ik was natuurlijk nog knap jong. Ik was voor niemand een bedreiging. Kinderen konden wel gevaarlijk worden als ze teveel wisten en hun mond voorbij praatten. Mijn ouders hielden hun zorgen bij mij weg.
We zijn wel een keer geëvacueerd, maar ik weet niet meer in welke periode dat was. We werden ondergebracht in een boerderij in de buurt van Bennekom. Niet langer dan een week of veertien dagen.
Wat deed je vader voor werk?
Hij rommelde in het verzet. Ik weet niet wat ie allemaal gedaan heeft. Hij werkte daarnaast bij textielgroothandel Van Wees en Weiss. Af en toe kregen we van W en W linnengoed. Daar ging mijn vader letterlijk mee ‘de boer op’ om het te ruilen voor voedsel, zoals graan, aardappelen. Daarvoor was hij vaak onderweg, richting Bunnik, Werkhoven, Odijk. Ik ben een paar keer met mijn vader mee geweest op voedseltocht, op de fiets.
Achter de garage had mijn vader bijenkorven staan. Hij slingerde de raten zelf, om de honing eruit te halen. Zo’n apparaat hadden we in de garage staan. Ik vermoed dat hij wel honing ruilde tegen ander eten. Soms stak mijn vader ’s avonds na spertijd de straat over naar het hek van Ma Retraite, waarna hij terugkwam met kolen. Hij zal daar zeker zijn contacten hebben gehad.
Wees en Weiss speelde toch een bijzondere rol voor Zeistenaren in de oorlog?
De firma zat op het Broederplein, waar nogal wat onderduikers zaten. De Evangelische Broedergemeente heeft wel Duitse wortels, maar voelde heel weinig voor de bezetter. Al die huizen zijn aan elkaar gebouwd en de zolderruimten stonden met elkaar in verbinding. Hielden de Duitsers een razzia op nummer 17, dan sloop men over de zolder naar 19 of 21. Als de Duitsers daar aan toe waren, ging men weer teug naar de zolder van nummer 17.
In welke zin was je moeder actief?
Zij had een paar broodbussen. Ze maakte dan zelf brooddeeg en vulde de bussen. Ik bracht die naar De Kroost, waar een bakker zat die moest bakken voor de Duitsers. Hij had tenminste brandstof om zijn oven te stoken. Mijn vader kende hem goed. Als er een lading de oven in ging, dan werden die twee, drie blikken er tussen geschoven. Ik haalde ze weer op. De blikken gewikkeld in theedoeken achter op de fiets.
Hebben jullie veel spanning en angst gekend?
Het is in de oorlog altijd rustig gebleven. Ik heb nooit meegemaakt dat Duitse soldaten die bij ons door de straat liepen, schreeuwden, raar deden of agressief waren. Er was wel eens een huiszoeking. Dan zochten ze jonge mannen of jongens om in Duitsland te werk te stellen. De officiers stonden dan op straat toe te kijken. Onder hun toeziend oog spanden de soldaten zich wel in. Ze maakten zich druk voor het raam en bij de balkondeuren boven, maar eenmaal binnen viel het mee. ‘Wat zit er achter die deur?’ ‘Een WC.’ ‘Goed. En die deur?’ ‘Klerenkast.’ ‘Oh ja.’ En dan gingen ze weer naar buiten. Er liep ook nog wel eens een officier van Veldheim bij ons het huis in. Wat die dan kwam doen, is onduidelijk. Hij was ook zo weer weg. Het was in elk geval erg rustig allemaal. Ik kan dan ook niet zeggen dat er in huis een gespannen sfeer was.
Kende je geen Joodse mensen in Zeist?
Ik weet nog dat wij soms naar kennissen gingen die op een bovenhuis in de Kritzingerlaan woonden, de familie Leenaarts. Hun zoon Gerard was ongeveer mijn leeftijd. Ik weet dat we nooit buiten mochten spelen, wat ik vreemd vond. Achteraf gezien was dat logisch. Eigenlijk was de familie Leenaarts de Joodse familie Kreisberg. Zo hebben ze wel de oorlog overleefd.
Van Sonderen laat een naoorlogse vakantiefoto uit Schoorl zien, waar de families Van Sonderen en Kreisberg naast het vakantiehuis in de zon staan. Gerard trouwde later met Paulinka, dochter van Simon Wiesenthal.
Je kon verder gewoon met iedereen spelen?
Ik speelde met schoolvriendjes en kinderen uit onze straat. Al die kinderen mocht ik mee naar huis nemen als ik dat wilde. We hadden volgens mij één gezin met Duitse sympathieën in de straat, maar hun zoon was twintig of zo, dus daar had ik sowieso al niks mee.
Dus er nooit iets ernstigs gebeurd?
Mijn moeder vertelde mij later wel dat ze een periode bang is geweest. Mijn vader had een blunder begaan. Hij was zijdeling betrokken geraakt bij een organisatie die Duitse officieren hielp te verdwijnen als ze wilden deserteren. Via België, Frankrijk, via Spanje naar Engeland. Met één zo’n man had mijn vader goed contact. Hij is toen zo stom geweest met die man visitekaartjes uit te wisselen. Mijn ouders realiseerden zich later pas dat daardoor aan een slechte afloop ook voor ons risico’s kleefden. Ze zijn er een periode ongerust van geweest. Dat was niet leuk
Dat de kleine Tonny van Sonderen stalknecht was op Veldheim, had nog extra voordelen.
Mijn vader scharrelde nogal eens op Veldheim rond. Ik was als altijd bij de paarden, maar hij liep over het hele terrein. Als hem werd gevraagd wat hij kwam doen, was hij natuurlijk op zoek naar ‘der Tony’. Pas later hoorde ik van anderen, dat hij daar informatie verzamelde. Ik heb me dat nooit gerealiseerd. Op het terrein waren Duitse staven gevestigd. Misschien keek hij welke auto’s er stonden, van welke legeronderdelen. In elk geval was er kennelijk behoefte aan dat soort gegevens.
We kwamen een keer, vlak voor spertijd, terug van een bezoek aan mijn grootouders die op de Steniaweg woonden. Er hing een bundel kabels over de weg, die kennelijk ergens los was geraakt. We hadden er onderdoor gekund, aan de andere kant van de straat. Maar we liepen terug en mijn moeder meldde zich bij de Duitsers in Ma Retraite, om het door te geven. Naderhand begreep ik van mijn moeder wat haar overwegingen waren. Het risico bestond dat de situatie zou uitnodigen tot sabotage. Feitelijk zonder veel consequenties, want telefoonkabels en zo zijn snel gerepareerd, maar het zou wel hebben geleid tot ongewenste aandacht van de bezetter voor ons buurtje. Bijvoorbeeld een razzia, of vergeldingsacties. Dat wilde ze voor zijn.
Wat is er later met Ma Retraite gebeurd?
Nadat de Duitsers vertrokken, werd Ma Retraite een vestigingsplaats voor de geallieerde strijdkrachten. Engelse soldaten zaten er in tentjes onder de bomen. Daar moesten ze ’s avonds hun hap warm maken, dus dat was een sprookjesachtig gezicht. Vroeg in de ochtend en tegen het vallen van de avond was er de ceremonie van het hijsen en strijken van de vlag. Bij de vlaggenparade speelden ze doedelzakken. Dat geluid staat in mijn geheugen gegrift.
Van Sonderen haalt het fotoalbum erbij.
Mijn vader heeft deze foto’s gemaakt van de doortocht van de geallieerden, toen ze naar Utrecht gingen. De geallieerde soldaten bij Ma Retraite ontfermden zich over stapels munitie van allerlei kalibers, die buit waren gemaakt. Dat moesten ze dan uitzoeken en ordenen. Daar heb ik ook bij geholpen. Allemaal kinderlijke genoegens. Ik ben de oorlog onbevangen en probleemloos doorgehuppeld. Bij de bevrijding viel er daarom ook geen last van mijn schouders. Voor mijn ouders was dat anders. Die haalden opgelucht adem.
In 1752 begon Gerrit van Wees, gekomen uit Amsterdam, een detailhandel in garen en band. De zaken breiden zich uit en in de volgende eeuw komt er een directeur Weiss bij. De zaak wordt dermate groot dat er een splitsing plaatsvindt in een detailzaak (G.W. Jacky en Co aan de 1e Dorpsstraat in Zeist, opgeheven in 1955) en een textielgroothandel onder de naam “G. van Wees en Weiss”. Dit bedrijf groeide uit tot de oudste en grootste textielgroothandel in ons land, het VASA concern, o.a. bekend om zijn damesondergoed en kousen, gevestigd aan het Broederplein te Zeist.
In de nacht van 27 op 28 oktober 1967 brak een felle brand uit en de gehele zuidvleugel van het Broederplein en ook het bedrijf van Van Wees en Weiss ging in vlammen op. De volgende dag al werd werk gemaakt van drie noodgebouwen, zodat het bedrijf verder kon. En kort daarop verrees aan de Godfried van Seijstlaan te Zeist een nieuw gebouwencomplex.
De concurrentie nam echter toe. Grote warenhuizen gingen rechtstreeks bij de fabrikanten inkopen en de middenstand stichtte inkoopcombinaties. Men had de broeders uit Zeist niet meer zo nodig. Het bedrijf kwam in moeilijkheden en werd in 1978 voor één gulden verkocht aan het Amsterdamse bedrijf Lehman N.V. De onderneming bleek niet meer te redden. Op 1 november 1979 werden de deuren gesloten en werd het faillissement uitgesproken.
Door: Charlotte en Anne
Ton van Sonderen was drie jaar toen de oorlog begon. Hij werd geëvacueerd naar Bennekom. Ton van Sonderen had in Bennekom school in een grote kamer. De kinderen moesten altijd hout en kolen meenemen voor de verwarming, want die was stuk.
Ton zijn vader heeft voor Joodse mensen in zijn huis gezorgd en de Joodse mensen hebben de oorlog overleefd.
De Duitsers zochten jonge jongens en mannen om voor hen te werken. Als de Duitsers bij Ton thuis gingen zoeken naar onderduikers of iets vreemds dan keken ze niet goed.
Er waren wel gewone feestdagen alleen kreeg je niet iets lekkers. Dus geen gebak of lekker een stukje vlees.
Er was geen warm water in die tijd maar dat konden ze wel krijgen door het even op gas te zetten.
Ton van Sonderen is niet op vakantie geweest, alleen ging hij soms logeren bij zijn tante en oom.
Hij had geen huisdieren. De vader van Ton had wel bijen voor de honing.
Door: Joep
Ton van Sonderen was 3 jaar toen de oorlog begon dus nog echt heel erg jong.
De Duitsers hadden zulke grote huizen dat het leek alsof het kastelen waren.
Er is veel kattenkwaad uitgehaald tijdens de oorlog maar Ton van Sonderen die heeft geen kattenkwaad uitgehaald.
Op school hebben ze les gehad in een grote kamer, daar deed de kachel het niet dus moesten ze altijd hout en kolen halen.
De vader van Ton van Sonderen heeft Joodse mensen verzorgd en die hebben de Tweede Wereldoorlog gelukkig overleefd.
Er zijn weinig bommen gevallen in Zeist, maar toen ze een keer op het balkon gingen staan aan de achterkant van het huis toen zagen ze wel dat de Duitsers vliegbasis Soesterberg aan het bombarderen waren.
Hij mocht niet met alle kinderen spelen want je weet niet of de ouders daarvan in het verzet zaten. De Duitsers zochten jonge mannen en oude mannen om ze in dienst te nemen. De Duitsers keken niet heel goed in huizen als mensen ondergedoken waren. tijdens de feestdagen was het wel gewoon normaal.
Er waren geen sportclubjes waar hij naartoe kon. Ze hadden geen warm water in die tijd maar ze konden wel warm water krijgen door de kachel of het gas aan te zetten. Hij is in de oorlog niet eens op vakantie geweest.
Zijn ouders zeiden geen verkeerde dingen zoals moffen. Als ze dat wel hadden gezegd dan zou Ton van Sonderen het zeggen tegen de vriendjes van hem en die zeggen het weer tegen hun ouders die misschien in het verzet zaten.
Er waren veel neergestorte bommenwerpers. Bijvoorbeeld ergens in die buurt lag een vleugel van een bommenwerper precies naast een huis. De bommenwerpers hadden vaak 2 of 4 propellers en dus maakte dat heel veel lawaai. Ton van Sonderen die weet best heel veel van vliegtuigen en bommen.
Ze hadden gewone wc’s die het gewoon deden.
De familie van Ton van Sonderen had geen huisdieren, die zouden wel bang zijn geweest tijdens de oorlog. Je zou denken dat Ton van Sonderen Duits had op school maar dat was niet zo. Ze kregen Frans op school.
Door: Laurens en Pieter
Ton van Sonderen was heel open, hij kon makkelijk vertellen. Hij had een plakboek meegenomen met daarin allerlei foto’s. Op die foto’s stonden huizen, die nu nog steeds in Zeist te vinden zijn.
Op de Arnhemse Bovenweg stond een machinegeweer, waardoor ze moesten evacueren. Hij was niet heel erg bang, omdat hij er niet zoveel van mee kreeg.
Op de Utrechtse weg kregen de ouders tijdens de bevrijding (vlak daarvoor) van de geallieerden sigaretten aangeboden. De geallieerden noemden ze Tommies.
Hij mocht in de oorlog met iedereen spelen, behalve als het kinderen waren van NSB’ers. Dit waren dan vaak geruchten. Als het ’s avonds donker was mocht hij niet meer naar buiten. Dan was het te gevaarlijk op straat.
‘s Avonds vlogen er vliegtuigen over Zeist en dan moesten de luiken voor de ramen. Vanaf zijn balkon kon hij toch de vliegtuigen zien op het vliegveld van Soesterberg. Hij heeft ook gezien dat het vliegveld werd gebombardeerd. Hij was toen nog erg klein. Hij vond het spannend, maar ook wel een beetje eng.
Hij ging in de oorlog gewoon naar school. Het was de basisschool.
Ze hadden in huis 2 joodse onderduikers. Die zaten in de kelder. Het waren een man en een vrouw. Er kwamen regelmatig Duitsers die het huis kwamen onderzoeken. Vaak deden de Duitsers maar ‘alsof’. Ze keken niet echt goed… De onderduikers zijn nooit gevonden.
We vonden het interessant om nieuwe dingen te horen van iemand die het zelf heeft meegemaakt. Het was ook wel een beetje spannend, omdat we niet wisten wat we konden verwachten. Het was heel leerzaam.