Interview en verslag: Marja Vermeulen
Gepubliceerd op geheugen van Zeist september 2016
Het verhaal van de Zeistfoundation in Amerika.
Naam: Edith Jolanda Talma
Geboren: 8 juli 1962 aan de Oirschotlaan 18. In 1966 verhuisd naar de Charlotte de Bourbonlaan 28.
1 zus, 2 stiefzussen en 1 stiefbroer
In mijn kleutertijd zijn we verhuisd naar de Charlotte de Bourbonlaan. Bijzonder was, dat onze buren aan de Oirschotlaan: de familie Strating ook verhuisd zijn naar de Charlotte de Bourbonlaan. Onze ouders konden het goed met elkaar vinden en het was ook praktisch met oppassen en dat soort zaken. Zo bleven we buren.
Ik ging naar de kleuterschool de Sparappel aan de Frederik Hendriklaan. Daar kregen we schoolmelk. Dat was altijd heel erg veel en lauw, niet lekker… Met schoolreis gingen we op een platte kar naar het bos, geweldig was dat.
Mijn vader was leraar in Utrecht. Regelmatig kwamen er leerlingen thuis voor bijeenkomsten tot mijn vader ziek werd. Hij lag op een stretcher in de woonkamer. Ook lag hij regelmatig in het ziekenhuis. Als kind mocht je niet mee. Wel kon je vanachter een raam even zwaaien. Mijn vader is daar overleden, maar werd thuis opgebaard. Al zijn leerlingen kwamen daar afscheid nemen. Mijn moeder bleef met mij en mijn zus achter. Mensen uit de omgeving zeiden tegen ons: wees maar lief voor je moeder, ze heeft het erg zwaar. Dat heeft mij en mijn zusje gevormd.
Ik ging toen mijn vader overleed naar de Kerckeboschschool. Meneer Busser, het hoofd van de school was ook op de begrafenis. De kinderen uit mijn klas vonden mij erg zielig. Ik mocht zelfs met de stiften van Johnny kleuren. Dat was een hele grote gunst in die tijd.
Toch was ik een onbezorgd en extravert kind. We woonden in de wijk Hoge Dennen-Kerckebosch, een leuke wijk met veel winkels. Zo was er Verweij de Groenteboer, Van der Lee de sigarenzaak, Kistenkas de kapper, een bakker en van Kooten, de slager. Je zag als je in de winkel stond het vlees aan grote haken hangen. Het gehakt werd nog zelf gedraaid. Samen met andere kinderen uit de buurt ging ik lopend naar de Kerckeboschschool. Dan kwam je lang het winkeltje van de Jong aan de Julianalaan. De Jong verkocht ook snoep. Dat winkeltje is me voor altijd bij gebleven.
Met Pasen kreeg je nieuwe kleren. Meestal mocht je die niet gelijk aan, omdat het dan nog vaak te koud was. We speelden altijd buiten. Je moest altijd wel goed opletten, dat je geen gat in je maillot viel. Dat vond mijn moeder niet zo fijn.
Mijn oma woonde in de Oldenborch. Zij was 1 van de eersten in de familie met een kleurentelevisie en Duitse tv-zenders. Op zaterdagmiddag gingen mijn moeder, mijn zusje en ik naar haar toe. Mijn moeder en oma gingen dan het dorp in en wij mochten naar Startrack kijken met Dr. Spock. Ook de mainzelmenschen vonden wij geweldig leuk.
In de klas zat ik naast Wiesje Olsman. Mijn hartsvriendin samen met Brigitte France. Aan het einde van elk schooljaar was er een voorstelling in Boschlust. Dat bestaat nu niet meer. Ook gingen we met kerst zingen in de NMB hallen aan het einde van de Slotlaan. Met Koninginnedag gingen alle leerlingen van de school zingen bij het gemeentehuis. We gingen er dan lopend naar toe. Als het zingen klaar was stond mijn moeder ons op te wachten. Dan gingen we poffertjes eten in het Walkartpark.
In de vijfde klas, nu groep 7, kregen we les van meneer Bakels. Deze leraar kon geen orde houden. Hij kon ontzetten kwaad worden en sloeg dan met zijn vuist op het bord. 1 keer werd hij zo kwaad, dat hij met zijn vuist door het bord heen sloeg. Meneer Bakels is niet lang gebleven.
Toen ik op de lagere school zat was het nog zo, dat jongens handenarbeid kregen en meisjes handwerken. Vreselijk saai was dat. Je moest steekjes borduren op een merklap. Wij waren jaloers op de jongens. Wat ook niet leuk was, was de schooltandarts. Ik kreeg altijd het verkeerde kleur kaartje mee, rood. Dat betekende dat je voor behandeling naar het gebouw van de GGD moest aan de Utrechtseweg/hoek Montaubanstraat. Je werd dan door de assistente met een busje opgehaald van school. Meestal waren een paar andere kinderen ook de pineut.
Samen met mijn zus en moeder waren wij een rustig gezinnetje. Mijn moeder ging op maandagavond zingen bij Laus Deo. Dan bleef ik net zo lang wakker tot ze thuis was. Wij gingen naar de Oosterkerk. Af te toe kreeg mijn moeder via de kerk een naam door van een geschikte man. Ik kan me nog herinneren, dat mijn moeder een afspraak had met een meneer uit Steenwijk. Die meneer zag mijn moeder wel zitten, maar ons niet. Gelukkig is dat afgeketst.
7 jaar na het overlijden van mijn vader is mijn moeder hertrouwd met de heer Nagel, een weduwnaar van de Frederik Hendriklaan. Hij had 3 kinderen. Ze kwamen bij ons aan de Charlotte de Bourbonlaan wonen. Wat een reuring gaf dat. Ik had er in 1 keer 2 zussen en een broer bij. Ik was verbijsterd over de chaos en het lawaai.
Na de basisschool ging ik naar het Christelijk lyceum aan de Lindenlaan. In de brugklas zat een meisje alleen, een beetje achteraf. Ik ging naast haar zitten. Ze gaf in het Engels antwoord. De leraar vertelde, dat ze uit Amerika kwam en een jaar zou blijven. Ze bleek ook op de Charlotte de Bourbonlaan te wonen.
In dat jaar waren we onafscheidelijk. Beth Brumley kwam uit een heel leuk gezin. Haar vader was professor en had een sabbatical. Ik werd ontzettend leuk ontvangen in het gezin. Er was heel veel harmonie. De moeder van Beth kon de meest fantastische dingen maken van kleine kraaltjes, echte kunstwerkjes. Er waren vijf kinderen: Graig, Beth, Louis en een tweeling, Nancy en Marie. Ze hadden een geweldige flower power volkswagenbus. En daar toerden ze Europa mee door. Wij gingen met mijn moeder naar Spanje en Oostenrijk. Dat was voor die tijd heel vooruitstrevend.
In dat jaar hadden we bij mij thuis klassenfeest. Beth had een oogje op Jouke en ik op Marcel. Op die avond hebben we allebei voor het eerst gezoend. Eindeloos hebben we er over gezwijmeld. We waren helemaal in de zevende hemel. In de zomer gingen we naar zwembad Dijnselburg in de hoop de vriendjes te zien.
Beth en ik droegen vaak de zelfde kleren. We gingen met mijn moeder naar C&A in Rotterdam om dezelfde kleren te kopen. Ook waren we allebei fan van Teach Inn. Met het songfestival zaten we allemaal voor de buis. We hebben het singeltje gekocht, ik de Nederlandse en Beth de Engelstalige versie.
Aan het fantastische jaar kwam een eind. Beth ging terug naar Amerika. Het was een verdrietig afscheid. Het eerste jaar schreven we elkaar trouw. Na dat jaar schrijven verwaterde dat.
Na de middelbare school ging ik naar Schroevers voor de secretaresseopleiding. Ik trouwde en kreeg 2 kinderen. Later ben ik gescheiden. Inmiddels heb ik een nieuwe liefde gevonden. Hij heeft 3 kinderen.
Toen ik een paar jaar geleden 50 werd en de social media kwamen vroeg ik mij af hoe het met Beth zou gaan. Ik probeerde haar via facebook e.d. te vinden. Via, via kwam ik er achter, dat Beth, haar ouders en broers en zus in 2003 bij een afschuwelijk vliegtuigongeluk zijn omgekomen. Alleen de tweeling van dit gezin is nog in leven. Vreselijk. Niet voor te stellen, dat zoveel familieleden tegelijk omkomen.
Ook kwam ik erachter, dat de ouders van Beth in 1989 The Zeist Foundation hebben opgericht. De ouders van Beth vonden het erg belangrijk goede doelen te steunen. Ze waren enorme filantropen. De Stichting bestaat nog steeds en steunt vele goede doelen. De stichting is gevestigd in Atlanta in Tennessee. De ouders van Beth hebben de stichting de Zeistfoundation genoemd, omdat ze hier zo’n fantastisch jaar hebben gehad. Ik heb deel uitgemaakt van dat jaar en daar ben ik blij om.
Onze burgemeester Koos Janssen heeft de stichting in 2015 een brief gestuurd. Ik vind het zo bijzonder, dat de naam van ons dorp bekend is in Amerika, dat ik dit verhaal graag wilde vertellen.