Terug naar overzichtTerug naar overzicht
De broedergemeente en Zeist

Door R.P.M. Rhoen

De Evangelische Broedergemeente, ook wel herrnhutters genoemd, en het dorp Zeist worden al ruim 250 jaar in een adem genoemd. De vestiging in Zeist is puur toeval. Slot Zeist en de hoge heerlijkheid Zeist stonden in 1745 te koop. De Amsterdamse koopman Cornelis Schellinger, lid van de Broedergemeente, kocht de heerlijkheid om er een Broedergemeente-kolonie te kunnen stichten. Op de weiden voor het Slot ter weerszijden van de oprijlaan werden twee pleinen aangelegd. In 1748 werd op het Zusterplein begonnen met de bouw van het Zusterhuis en het Weduwenhuis en op het andere plein het Broederhuis. Enkele rijke Amsterdamse kooplui bouwden hun eigen herenhuizen op de pleinen. Circa 1760 stonden er ongeveer twintig huizen en werd het aantal herrnhutters op een driehonderd geschat. In 1768 werd de sober ingerichte kerkzaal op het Zusterplein ingewijd. Aan de Zinzendorflaan werd in 1746 een eigen begraafplaats aangelegd. Bijzonder zijn de eenvormige grafstenen.

De oorsprong

Direct welkom waren de van oorsprong Duitse herrnhutters niet in het Utrechtse en ook niet in Zeist. Bij de Staten van Utrecht werden zij van kerkelijke zijde in 1750 afgeschilderd als: ‘een niet te dulden hoop van vreemd en schadelijk denkende nieuwheidszoekers’ en vroeg men om hun verbanning. Tot 1945 werden de godsdienstoefeningen in het Duits gehouden. De in 1727 gestichte Broedergemeente vormde een godsdienstige gemeenschap met een sterke onderlinge band tussen de leden. Als religieuze beweging toonde de Broedergemeente de neiging zich af te zonderen van de wereld. De vestiging binnen de grachten van het Slotcomplex en de hoge hekken op de bruggen aan Het Rond en aan de Koelaan is exemplarisch voor die houding.

Broedergemeente
Fotoboek Broedergemeente
Missie

Twee taken die in die tijd sterk op de voorgrond stonden, waren zending en onderwijs. ‘Om het Evangelium van Jezus Christus, die vrolijke Boodschap onzes Heils, na vermogen door de gantse Wereld te bevorderen.’, met deze woorden werd dat doel in 1746 beschreven. In 1793 werd het nu nog bestaande Zeister Zendingsgenootschap opgericht. Veel zendelingen verbleven een tijd in Zeist voordat zij bijvoorbeeld naar Suriname of Groenland vertrokken of kwamen hier op vakantie. Het zendingswerk heeft ook in de naamgeving in de omgeving van het Slot zijn sporen nagelaten. Men vindt er de Seufzerallee en Kamtsjatka. Seufzer betekent zucht en op deze laan namen de zendelingen en hun verloofden afscheid van elkaar. Kamtsjatka is naar het Siberisch schiereiland genoemd.

Haar vele economische activiteiten stonden vooral ten dienste van de gemeenschap en met name voor de zending. Om de producten van de ambachtelijke bedrijven te verkopen, werd in 1742 in het Broederhuis een winkel ingericht, die graag door de gasten werd bezocht. De winkel, eigenlijk een warenhuis, was circa 1900 in een tiental kamers ondergebracht. De winkel werd in 1922 gesloten. Alle bedrijven en de andere winkels op het Broederplein hebben in de loop der jaren hun deuren gesloten. De Karpervijver en de Lageweg vormden de periferie, waar in het begin van de 19e eeuw bedrijven aan werden gevestigd die bijvoorbeeld brandgevaarlijk waren.

Hooggeplaatst bezoek

Juist de economische activiteiten van de Broedergemeente zorgden ervoor dat Zeist in de 18e eeuw door hooggeplaatste personen werd bezocht. In 1753 kwam stadhouder Willem V voor het eerst naar Zeist. In de jaren dat hij aan het bewind was, kwamen hij en andere leden van de stadhouderlijke familie nog meerdere malen naar Zeist. Maar ook buitenlandse vorsten reisden speciaal voor de Broedergemeente naar Zeist. Het laatste vorstelijk bezoek was in 1996 bij gelegenheid van de bevordering van prins Willem-Alexander tot Rechtsridder van de Johanniter Orde in Nederland in een bijeenkomst in de kerk van de Broedergemeente.

School broedergemeente
Onderwijs

Onderwijs, de andere taak, was in de 18e eeuw ‘aristocratisch en fijnzinnig’ van aard bij de Broedergemeente. Er bestond ruime aandacht voor opvoeding en vorming van de jeugd. ‘Begrip en liefde voor het kind zijn noodzakelijk. Door goedheid wordt meer bereikt dan door strengheid. Het kind moet niet voor de samenleving gelukkig schijnen, maar voor zichzelf gelukkig zijn.’, was de visie van de hernhutter pedagoog Früauf (1764-1851). In 1752 werden een meisjesinternaat en een jongensinternaat opgericht. Daarnaast bestonder er dagscholen. Het onderwijs was er veel beter dan op de meeste dorpsscholen. Ondanks de goede reputatie kenden de scholen in de afgelopen 250 jaar hun ups en downs. Het meisjesinternaat dat in 1818 werd opgericht, sloot in 1973 zijn deuren. Het in 1820 opgerichte jongensinternaat werd in 1932 opgeheven. De andere onderwijsinstellingen zijn eveneens van de pleinen verdwenen. Het is er stil geworden.