Door: Henk Schmal
Dit jaar is het 350 jaar geleden dat Frankrijk met een groot leger ons land binnenviel. Lodewijk XIV, de Zonnekoning, volgde de vorderingen van zijn leger letterlijk op de voet. Eind juni stond hij voor de poorten van Utrecht. Zijn werkwijze was meedogenloos. Aan de gebieden die hij dreigde binnen te vallen stelde hij onder harde diplomatie loodzware voorwaarden wanneer deze zich zonder strijd gewonnen zouden geven. Gebieden die hij na strijd veroverde kregen te maken met verwoesting en terreur. De Republiek der 7 Verenigde Nederlanden leek reddeloos verloren. 1672 staat niet voor niets bekend als het Rampjaar.
Vlak voor Utrecht, in het nietige dorpje Zeist, zette de Zonnekoning zijn tenten op. Vandaaruit wilde hij de stad Utrecht veroveren en vervolgens doorstoten naar Holland. Hij verbleef van 1-10 juli 1672 in de tuin van het huis dat later de naam Veelzigt kreeg, precies op de plek waar nu het politiebureau staat. Dit was het huis van de schout, de beambte die namens de Staten van Utrecht in de regio Zeist alle belangrijke bestuurlijke zaken waarnam.
Lodewijk koos ervoor om op deze plek vertegenwoordigers van de Staten van Utrecht en van de Staten Generaal te ontvangen, voor onderhandelingen over de overgave van de provincie en het land. Stadhouder Willem III, die niets voelde voor onderhandelingen, trok zich terug achter de Hollandse Waterlinie die juist gesteld was. Utrecht echter, gaf zich zeer tegen de wil van stadhouder Willem III, zonder strijd over aan de Zonnekoning. Toch kreeg de stad een zware brandschatting opgelegd, een belastingaanslag die de Utrechters nog lang zou heugen.
De Zonnekoning durfde zich niet te vestigen in de Domstad. Waarschijnlijk omdat hij bang was voor een aanslag. Wel heeft hij op 4 juli een rijtoer door de stad gemaakt. Het was in die eerste julidagen van 1672 een drukte van belang op het traject naar De Bilt en verder over de Utrechtseweg. De vanaf De Bilt verharde weg fungeerde als een paradeallee voor de zegevierende vorst, zijn omvangrijke gevolg, de af en aan rijdende diplomaten, de vele in felle kleuren getooide soldaten. De stoeten die voorbij paradeerden, trokken tal van nieuwsgierige burgers.
Veel pracht en praal rond Veelzigt en de Oude Kerk die als paardenstal in gebruik was. Maar ook veel overlast van de duizenden manschappen die in Zeist en omgeving waren ondergebracht bij particulieren en in tenten die in lange rijen stonden opgesteld op de heide net boven het dorp. En al die duizenden moesten ook nog eens worden onderhouden.
Hoewel Lodewijk XIV van zijn manschappen discipline verwachtte werd er in de wijde omgeving vee geroofd en gestolen. Boerderijen, huizen en kastelen (Amerongen, Blikkenburg) gingen in vlammen op.
Nadat Lodewijk XIV inzag dat een verovering van Holland er niet inzat omdat de Hollandse Waterlinie een onneembare hindernis vormde, keerde de Zonnekoning terug richting Frankrijk. Aan de Franse bezetting van Utrecht kwam evenwel pas op 23 november 1673 een einde, nadat de stad de opgelegde belastingaanslag geheel had afbetaald. De stad, maar ook Zeist als een rampgebied achter latend. Zeist, een dorp met 28 huizen aan de Dorpsstraat en verspreide bewoning in het omringende agrarische kleigebied. Een nagenoeg verlaten zandgebied aan de noordzijde, dat alleen werd bezocht door schaapherders met hun vee. Blikkenburg totaal verwoest.
Binnen enkele jaren nadat de Fransen uit Zeist waren verdwenen stond daar plotseling Slot Zeist. Veruit het mooiste en duurste gebouw in de wijde omgeving, compleet met oprijlanen, praaltuinen, moestuinen, sterrebossen. Initiatiefnemer was Willem Adriaan van Nassau-Odijk. Willem Adriaan was een achterneef van Willem III. Hij was als diplomaat diverse keren bij de onderhandelingen met de Fransen betrokken. Hij woonde in het centrum van Den Haag, vlakbij zijn achterneef en trok waarschijnlijk vaak met hem op.
In Parijs, waar hij een jaar doorbracht, had hij de imponerende vorderingen gezien van de bouw van Versailles en de grootse aanleg van de tuinen. Terug in de Nederlanden wist hij fortuin te maken, door te huwen met een zeer welgestelde burgemeestersdochter uit Goes. Daarnaast kreeg hij van zijn achterneef Willem III tal van lucratieve baantjes toegeschoven, die hem tot een vermogend man maakten.
Willem Adriaan kon in 1677 in Zeist een aanzienlijk stuk grond aankopen van de Staten van Utrecht tegen een zeer lage prijs. Het berooide Utrecht greep zo kort na het vertrek van de Fransen ieder middel aan om aan geld te komen. Ook speelde mee dat Willem III nog een behoorlijk appeltje te schillen had met de Staten van Utrecht en de stadsbestuurders, omdat zij hun stad zonder strijd hadden overgegeven aan de Fransen.
Willem Adriaan kreeg naast een hoeveelheid grond ook de mogelijkheid om hier een lustoord te bouwen. Bovendien verkreeg hij de jurisdictie over Zeist en Driebergen. Hij mocht de schout benoemen, belastingen heffen en verwierf tal van lucratieve rechten. Kortom hij wist hier welhaast een eigen koninkrijk te stichten. De nieuwe lusthof kreeg een oprijlaan van 3,5 km in noordoostelijke richting (richting Soesterberg) en van 1,5 km in zuidwestelijke richting (richting Bunnik). Het hele oorspronkelijke ontwerp is sterk geïnspireerd door de Franse tuintraditie, gebaseerd op een mathematische ordening. Maar dat alles ingepast in het al aanwezige landschap! Zoals de bestaande agrarische verkaveling aan de zuidzijde, richting Bunnik. De Zeisterstraat (dorpsstraat) en de waterlopen (grift).
De al aanwezige geografische condities leenden zich op perfecte wijze om hier een buitenplaats in Franse stijl te bouwen. Slot Zeist ligt op de overgang van het droge zandgebied naar de lage, natte klei; precies daar, waar voldoende water voorhanden is voor de aanleg van een gracht, en voor de bewatering van de moes- en siertuinen. Op een plek die aansloot bij de Grift en zo een directe verbinding gaf met Utrecht. Een fijne plek ook voor Willem Adriaan, zo dicht bij het ouderlijk huis (Beverweerd) waar hij was opgegroeid. En niet te ver van Den Haag, waar hij een groot deel van het jaar als diplomaat woonde.