Door: JanHein Heimel
Het Lyceumkwartier in Zeist dankt zijn bestaan aan de heer Fransen van de Putte (1822-1902).
Isaäc Dignus Fransen van de Putte werd geboren in Zeeland in een bankiersfamilie. Na 10 jaar in dienst van de koopvaardij belandde hij op Java en maakte daar zijn fortuin met suiker- en tabaksondernemingen. In 1859 keerde hij terug naar Nederland en werd vanaf 1862 lid van de Tweede Kamer, minister van koloniën (1863-1866) en lid van de Staten Generaal. In 1880 kocht hij de buitenplaats Schaerweijde aan de Utrechtseweg. Snel breidde hij zijn bezit verder uit, beginnend met 12 ha. aan het einde van de Verlengde Slotlaan, bij ‘het Grote Rond’, het 200 jaar oude rondeel dat Nassau Odijk aangelegd had op de grens van het grondgebied van Slot Zeist. In 1897 was Fransen van de Putte eigenaar van een groot gebied van ongeveer 240 hectare. Tegen Zeister aannemer J.A. van Nie, die veel grond voor hem aankocht, verklaarde Fransen van de Putte dat hij de investeringen als een “spaarpot voor zijn kleinkinderen” beschouwde.
Een groot deel van de aangekochte grond lag ten noorden van de Hogeweg, tussen de Bergweg en de Lorentzlaan. Dit gebied, dat de ‘Schaerweijder Bosschen’ genoemd werd, liep door tot in de bossen en heidevelden voorbij de Krakelingweg. Op deze heidevelden liet Fransen van de Putte nieuw (dennen) bos aanplanten als particulier werkverschaffingsproject. In 1902 overleed Fransen van de Putte. Uit zijn nalatenschap werd in 1904 de NV Schaerweijder Bosschen opgericht. Conform de trend van de tijd was het doel van de NV het grondgebied als een villapark te gaan exploiteren. Dit zou het Schaerweijder Bosch- en Villapark gaan heten. Kleinzoon Jhr. Gerhard F. van Tets werd directeur.
De familie Fransen van de Putte had een elegante wijk voor ogen, met mooie gebouwen gelegen in een sierlijke, groene omgeving. Om dit te bereiken werd er een aantal voorwaarden aan het gebruik van en de wijze van bebouwing in het toekomstige villapark gesteld door middel van een aan de grond gebonden servituut.
Om het karakter van een open en landelijke bebouwing van een aanzienlijke villawijk te verzekeren, werd bij elke verkoop van een perceel grond een erfdienstbaarheid (servituut) ten laste van de grond gevestigd. In het servituut voor de wijk Lyceumkwartier werd bepaald, dat op iedere 1.000 m2 één huis met bijbehorende gebouwen ten dienste van het te stichten huis mocht worden gebouwd, en op iedere 1.500 m2 twee huizen onder één dak met bijbehorende gebouwen ten dienste van de te stichten huizen. De huizen moesten bovendien zodanig worden gebouwd, dat zij minstens twee verdiepingen boven de begane grond hadden.
Niet toegestaan was de bouw van:
· arbeiderswoningen of huizen minder dan fl 700,- werkelijke huurwaarde per jaar;
· geneeskundige inrichtingen, kloosters, winkels, fabrieken, trafieken of inrichtingen, waartoe bij de Wet bijzondere vergunning van overheidswege moet verkregen worden; danshuizen, herbergen, kroegen, koffiehuizen, bierhuizen, pensions en lunchrooms etc.
Tuinarchitect Hugo Poortman werd gevraagd voor een ontwerp voor het nieuwe villapark. Zijn ontwerp was gekenmerkt door een jugendstilachtig sjabloon van gebogen lanen. Twee lange rechte lanen sneden hier doorheen. Deze waren als eerste de nieuw aan te leggen Schaerweijdeparklaan, die het zandpad dat van Zeist naar Huis ter Heide liep zou vervangen, en als tweede de Kampweg die na bestrating ten behoeve van de aanleg van het nieuwe villapark de Verlengde Slotlaan zou gaan heten. De Schaerweijderparklaan zou later omgedoopt worden tot de Boulevard.
In 1909 werden het ontwerp door de gemeente gewijzigd, waarbij de straten rechter werden, hetgeen ook meer aansloot op bestaande bospaden. De exploitatie was in handen gegeven van Woning– en Assurantiekantoor Gebr. Pijper & Co. In de periode 1905 tot 1920 werden de eerste villa’s gebouwd voornamelijk aan de huidige Boulevard. Na de bouw van het Christelijk Lyceum in 1922 en het internaat aan de Krakelingweg trad in de periode 1920 tot 1935 een snelle groei op. Naast villa’s verrezen ook twee-onder-één-kapwoningen.
Hier werd de basis gelegd voor de zogenaamde jaren ‘30 woning. Kenmerkend voor de woningen zijn de houten details, baksteen in bijzonder metselverband, schuine daken met ruime overstekken, houten dakgoten en bijzondere kapvormen. Verder veel details zoals glas-in-loodramen, dakkapellen en erkers. De aanwezige oude ansichtkaarten betreffen in de regel straatopnamen. Individuele panden werden alleen gefotografeerd als deze een bestemming als pension of opvanghuis hadden.
Dan blijft het stil tot 1973, het jaar waarin de aandelen en het servituut van de NV Schaerweijder Bosschen werden verkocht. De koper Breevast maakte plannen om de overgebleven terreinen te ontwikkelen door middel van grootschalige nieuwbouw. De ambities van de projectontwikkelaars zorgden voor grote beroering onder de wijkbewoners. Dit leidde onder andere tot de oprichting van De Vereniging Lyceumkwartier Zeist (VLZ).
In 1990 werd een nieuw bestemmingsplan vastgesteld, waartegen de VLZ bezwaar aantekende bij de Gemeente, de Provincie en de Raad van State. In 1993 deed de Raad van State uitspraak. “Woningbouw moet in beginsel niet onaanvaardbaar worden geacht, mits in lage dichtheden en aansluitend bij het karakter van de bestaande structuren”
De oorspronkelijke plannen zijn in afgeslankte vorm uitgevoerd.
Het grootste deel van de nieuwbouw zijn seriematig gebouwde huizen geworden in diverse stijlen, verschillend van formaat van vrijstaand tot rijtjeshuizen. Een aantal huizen is onder vrije architectuur gebouwd. Aan de Erasmuslaan zijn ook een viertal appartementsgebouwen opgetrokken.
Voorbeeld voor de nieuwbouw was vaak de jaren ’30 woning, een nog steeds zeer gewild type woning en goed passend bij de stijl van het ‘oude’ Lyceumkwartier. De overhangende daken van de Amerikaanse architect Frank Lloyd Wright hebben ook als inspiratiebron voor een aantal huizen gediend.