Terug naar overzichtTerug naar overzicht
Zeist als vakantiedorp

Door R.P.M. Rhoen

’s Zomers zie je vaak gasten van de campings De Krakeling en Dijnselhoek gezellig door Zeist -al of niet met een ijsje in de hand- slenteren of op een terras zitten of winkelen. Je vraagt je dan wel eens af waarom ze juist hier hun vakantie doorbrengen. Zeker met het oog op het massatoerisme naar het buitenland. Een reis naar een exotisch vakantieparadijs kan zo makkelijk worden geboekt. Het antwoord kunt u zelf geven: omdat Zeist zo mooi is en in een prachtige omgeving ligt.

Eerste toeristen al rond 1680 in Zeist

Ruim driehonderd jaar geleden kwamen de eerste ‘toeristen’ naar Zeist. Zij brachten een bezoek aan het Slot Zeist met zijn tuinen, parken en bossen. Een van hen was de Fransman Misson in 1687. Nadat de Broedergemeente zich in 1745 in Zeist had gevestigd, kwamen velen juist om de pleinen te bezoeken. Het waren niet de minsten der aarde die Zeist met een bezoek vereerden. Leden van de stadhouderlijke familie kwamen zeer regelmatig, maar ook de Deense koning in 1768, de Franse keizerin in 1811 en de Russische tsaar in 1814. Een andere bezoeker was de bekende minnaar Casanova, die in 1760 de hernhutters bezocht. Een degelijker gezelschap zal de Engelse familie Silvester zijn geweest, die in augustus 1792 speciaal naar Zeist kwam.

Jagershuys jaren 1930
Trein op station Driebergen Zeist
Utrechtse Heuvelrug in de 19e eeuw steeds populairder

Door het natuurschoon en de frisse lucht komt in de loop van de 19e eeuw de Utrechtse Heuvelrug steeds meer in trek bij de rijken, die er hun zomerhuizen bouwen. Van april tot oktober woonde men op de buitenplaatsen. Het deel van De Bilt tot Rhenen kreeg door het grote aantal buitens met de in landschappelijke stijl aangelegde tuinen de naam van Stichtse Lustwarande en de parel aan deze kroon was Zeist. De lommerrijke Utrechtseweg en de Driebergseweg raakten omzoomd met grote en kleine buitenplaatsen. De wandelaars konden vanaf de straat bewonderende blikken werpen op de nette herenhuizen, die zich soms spiegelden in een vijver en omgeven werden door veel bloemenpracht en majestueuze bomen. Christemeijer adviseerde in zijn boek ‘Het lustoord tusschen Amstel en Grebbe en elders in het Sticht van Utrecht’ (1837) om tenminste een dag in Zeist te vertoeven.

De centrale ligging, de goede verbindingen en een toenemende welvaart zorgden ervoor dat rond 1900 steeds meer mensen besloten hun vakantie in Zeist door te brengen. Zo maakte de aanleg van de spoorlijn van Utrecht naar station Driebergen-Zeist in 1844 het mogelijk Zeist vanuit Amsterdam en Rotterdam makkelijk te bereiken. In 1879 kreeg Zeist een tramverbinding met Utrecht en in 1901 een treinverbinding. De Stationslaan herinnert nog aan het spoorwegstation. ‘Telken jare komen meer vreemdelingen, meer dagjesmenschen en ’t aantal neemt gestadig toe van hen, die den zomer hier doorbrengen. De vele pensions, grootscheeps ingerichte hotels en talrijke gemeubileerde villa’s, die ge hier ter keuze vindt – als ge tenminste vroeg in ’t voorjaar komt zoeken naar een dergelijke gelegenheid – zijn ’t beste bewijs dat Zeist des zomers veel gasten heeft, die immer vol lof over de goede bediening en ’t aangenaam verblijf zijn.’, staat in Kraal’s ‘Gids van Zeist’ uit 1909.

Om het moois dat Zeist kon bieden aan te prijzen verschenen toeristische boeken met wandelingen door de gemeente en uitstapjes naar de plaatsen in de omgeving, waarbij informatie gegeven werd over de bezienswaardigheden. Enkele titels zijn: ‘Wandelingen door Nederland met pen en potlood’ (1880) van Craandijk en ‘Gids voor Utrecht, De Bilt, Zeist […]” (omstreeks 1890). Lokale uitgevers kwamen met ‘Kraal’s nieuwe groote gids van Zeist’ (1909) en ‘Gids voor de Stichtsche Lustwarande. Zeist’ (omstreeks 1910).

Bereikbaarheid

De centrale ligging, de goede verbindingen en een toenemende welvaart zorgden ervoor dat rond 1900 steeds meer mensen besloten hun vakantie in Zeist door te brengen. Zo maakte de aanleg van de spoorlijn van Utrecht naar station Driebergen-Zeist in 1844 het mogelijk Zeist vanuit Amsterdam en Rotterdam makkelijk te bereiken. In 1879 kreeg Zeist een tramverbinding met Utrecht en in 1901 een treinverbinding. De Stationslaan herinnert nog aan het spoorwegstation.

‘Telken jare komen meer vreemdelingen, meer dagjesmenschen en ’t aantal neemt gestadig toe van hen, die den zomer hier doorbrengen. De vele pensions, grootscheeps ingerichte hotels en talrijke gemeubileerde villa’s, die ge hier ter keuze vindt – als ge tenminste vroeg in ’t voorjaar komt zoeken naar een dergelijke gelegenheid – zijn ’t beste bewijs dat Zeist des zomers veel gasten heeft, die immer vol lof over de goede bediening en ’t aangenaam verblijf zijn.’, staat in Kraal’s ‘Gids van Zeist’ uit 1909.

Om het moois dat Zeist kon bieden aan te prijzen verschenen toeristische boeken met wandelingen door de gemeente en uitstapjes naar de plaatsen in de omgeving, waarbij informatie gegeven werd over de bezienswaardigheden. Enkele titels zijn: ‘Wandelingen door Nederland met pen en potlood’ (1880) van Craandijk en ‘Gids voor Utrecht, De Bilt, Zeist […]” (omstreeks 1890). Lokale uitgevers kwamen met ‘Kraal’s nieuwe groote gids van Zeist’ (1909) en ‘Gids voor de Stichtsche Lustwarande. Zeist’ (omstreeks 1910).

Ontstaan Vereniging voor Vreemdelingenverkeer in 1894

Dat Zeist een toeristenplaats was, blijkt uit de oprichting van de ‘Vereeniging tot verfraaiing der gemeente Zeist en tot bevordering van het vreemdelingenverkeer’ in 1894, de latere VVV. De eerste VVV van Nederland werd in 1885 in Valkenburg (Limburg) opgericht. Zeist zou men het ‘Valkenburg van het Noorden’ kunnen noemen. Althans tot ongeveer het midden van de vorige eeuw. Een gids uit 1940 noemt acht hotels en meer dan 130 pensions, maar ook nog eens bijna honderd adressen waar men in de zomer kamers kon huren.
Dit is niet verwonderlijk. Tijdens de Pinksterdagen in 1933 kwamen alleen al meer dan 21.000 reizigers per tram naar Zeist.

‘Wanneer ge nog nimmer te Zeist zij geweest, kom ’t dan eens opzoeken, en zeker weet ik dan, dat ge weêr zult komen, getrokken door de blijvende herinnering aan ’t uitnemende natuurschoon, de heerlijke wandelingen van ’t gezellige, welvarende dorp, dat ondanks den grooten vooruitgang nog een echt dorp gebleven is. Voor hen die de stoffige stad ontvluchten, is Zeist een goede haven, een gezond, lief en boschrijk plekje, dat om zijn afwisselenden grondslag nimmer verveelt.’ Deze lyrische woorden komen eveneens uit de ‘Gids van Zeist’ (1909).
Het waren de bossen, met name het Zeisterbos, en de Pyramide van Austerlitz waar men graag naar toeging om te recreëren. Het Zeisterbos dat jaarlijks duizenden bezoekers trok, was zo belangrijk voor Zeist dat het gemeentebestuur het bos in 1913 aankocht. Het Jagershuis aan de Jagersingel werd een bekende uitspanning. Om het bos attractiever te maken werd in 1926 bij de ingang aan de Woudenbergseweg een bizonpark aangelegd. Tegenover het bizonpark kwam in 1935 een hertenkamp. Bij het Jagershuis werd in 1932 een dierentuin geopend. Heel wat dieren kon men hier bezichtigen, zoals beren, kangoeroes, manenschapen, zwanen, eenden, fazanten, kalkoenen, pauwen, kaketoes, papegaaien, flamingo’s, een struisvogel en een ooievaar. Voor de kinderen was er een speeltuin, waar ze ook ezeltje konden rijden.

Pyramide van Austerlitz
Trekpleister pyramide van Austerlitz

De andere grote attractie was de Pyramide van Austerlitz. De piramide was in 1804 in opdracht van de Franse generaal Marmont opgeworpen. Bij deze follie werd een jaar later een herberg gebouwd. Een Amsterdamse dokter richtte bij de herberg in de zomer van 1883 een vakantiekamp voor kinderen uit de stad in. Voor de kinderen kwamen er speelvoorzieningen en zo is de speeltuin ontstaan. Een speeltuin met een draaimolen, zweefmolens, wippen en gymnastiektoestellen. Koningin Wilhelmina, koningin Emma en prinses Juliana brachten op 4 augustus 1920 een bezoek aan de Pyramide van Austerlitz. ‘De Koninklijke familie besteeg den berg, genoot van de prachtige vergezichten en kochten souvenirs.’, berichtte de plaatselijke krant. Na een uur ging het Koninklijke gezelschap weer naar huis. Koningin Emma ging in 1929 nog eens een keer terug naar de Pyramide. Daarbij verdwaalde haar chauffeur en kwam ze in het dorp Austerlitz terecht. De herberg werd een uitspanning en adverteerde in 1940 met ‘Schitterende rustplaats voor Toeristen. Moderne speeltuin, ezeltje rijden, en onze groote attractie schitterende autoracebaan’.

Het was natuurlijk het gehele aanbod van winkels, hotels, pensions, restaurants, lunchrooms, salons, cafés en uitspanningen met terrassen en speeltuinen, een schouwburg, concertzalen en een bioscoop die het vooroorlogse Zeist voor de toeristen aantrekkelijk maakten en hen vertier en gezelligheid boden. ‘Zeist is met zijn omgeving, hier grillig, een afwisseling, gevend van dennen en heidevelden, daar regelmatig, met lommerrijke wandeldreven, langs heldere vijvers, ginder met lachende boekweitakkers, golvende goudgele korenvelden, groene weiden en stil gelegen boerderijen met haar bedrijvigheid wel het meest aantrekkelijk.’ Hier kwamen de vakantiegangers voor.

Dit artikel is al eerder gepubliceerd in Schitterend Zeist 2007, nummer 3