Terug naar overzichtTerug naar overzicht
Oorlogsmonument Soestdijkseweg Den Dolder

Interview en verslag: Petra Koek
Gepubliceerd op Geheugen van Zeist april 2014

Naam: Ruud Enthoven
Geboren: 11 november 1925 te Petoemboekan in Nederlands-Indië

Oorlogsmonument Soestdijkseweg Den Dolder

Hier worden ieder jaar de 10 mensen herdacht die op 6 april 1945 zijn doodgeschoten als represaille voor een omgekomen Duitse soldaat. Wij spaken met de heer Ruud Enthoven die in de oorlog actief was in het verzet en betrokken was bij een aanslag op een Duits munitietransport in april 1945. Die aanslag liep dus fataal af voor 10 mensen.

Oorlogsmonument Den Dolder
Onthulling van het informatiebord Den Dolder oorlogsmonument Soestdijkseweg
Liberaal milieu

Ruud woonde met zijn ouders, het echtpaar Enthoven–Croll en 1 broer en 4 zussen op Rembrandtlaan 88 in Bilthoven. Hij zat op de Van Dijck-school en het Nieuwe Lyceum en studeerde daarna bouwkunde aan de TU in Delft. Bij hen in huis woonden ook nog 2 neven, middelbare scholieren; hun ouders zaten in Indië. Ook woonde er een Joodse Duitser, Rathenau als kostganger. Verder nog 2 kostgangers, een ongetrouwd stel: bij hen kon dat.

Terugkijkend kan ik zeggen dat ik uit een liberaal milieu kom. Ruim voor de oorlog sympathiseerde mijn vader met de NSB, die had toen gewoon goede ideeën, vond hij. Wij lazen het Utrechts Nieuwsblad. En dat was het. Ik zat op hockey, had vrienden, ging op dansles. Er werd wel gepraat over bijvoorbeeld de nederlaag bij de Grebbenberg. En we gingen op de fiets naar de ‘Betonweg’, de Utrechtse weg, kijken hoe de Duitsers op vrachtwagens binnen kwamen rijden richting Utrecht. Dat was eigenlijk wel spannend. De sociale context waarin ik ben opgegroeid, klopte wel met deelname in het verzet denk ik en was ook een reactie op wat er gebeurde in onze omgeving. Er werd ook niet veel over gepraat in huis. Wellicht omdat er zoveel mensen in ons huis woonden, wellicht ook om elkaar niet meer te vertellen dan nodig was. Je praatte langs de rand.

Verzet

Hoe kwam je in het verzet?
Je kon jezelf niet aanmelden. Maar er ontstonden uiteraard contactgroepen van mensen die elkaar kenden en vertrouwden en gezamenlijk tot actie wilden komen. Daarbij waren ook mensen met een radiozender die regelmatig contact hadden met zenders in Engeland. Ik ben gevraagd om mee te doen. Dat ging allemaal wat omzichtig: de inspecteur van belastingen kwam op bezoek en we wandelden buiten in de tuin toen hij mij vroeg mee te werken. Zo’n carriere begon met het bezorgen van illegale krantjes waarin artikelen stonden die via Radio Oranje binnen kwamen. Die krantjes werden gedrukt bij onder andere drukkerij Nelissen in Bilthoven. Nelissen was de vader van een vriendje van me. Ieder deed zo’n 10 tot 15 krantjes. Je kon ze niet zo maar door de brievenbus stoppen, dat was veel te gevaarlijk. Bij de een legde je hem onder de vuilnisbak, bij de ander stak je hem tussen de bloemen.

Na verloop van tijd werd ik gevraagd mee te doen met sabotage-activiteiten. Met bandenbommen die explodeerden als er een auto over reed en die op de weg werd gelegd, bijvoorbeeld overdekt met paardenmest opdat ze niet zouden opvallen en met dynamietstaven konden transporten worden opgeblazen.

Wapens en dynamiet werden onder andere opgeslagen in het Sanatorium van Berg en Bosch. Dat was een terrein waar de Duitsers niet graag kwamen, omdat daar TBC-lijders lagen en de Duitsers waren bang voor dat soort besmettelijke ziekten. De patiënten lagen in huisjes die met de zon mee konden draaien. Liggen in de zon werd als genezend gezien. Onder die huisjes werden de wapens verborgen.

Soms moest je grotere risico’s nemen. Zo heb ik een paar maal 2 of 3 pistolen naar Amsterdam moeten brengen. Het enige vervoermiddel was de trein en daarin was soms ook Duitse militaire controle. Die spullen moest je dan afleveren bij het Oude Kerkplein, de hoerenbuurt die voor Duitse soldaten verboden gebied was.

Een munitieopslag van Soesterberg lag in de Lage Vuursche in de bossen, bij Klein Drakenstein. Dit grote terrein was uiteraard helemaal afgezet met stevig gaas en er werd dag en nacht gepatrouilleerd door de Wehrmacht. In opdracht van Londen kropen wij dan onder die afrastering door om de codes van de opgeslagen vliegtuigbommen te noteren en deze werden dan doorgeseind naar Engeland.

Een zeer succesvolle actie was aan de Vuursche Dreef, een smalle weg door de bossen bij Lage Vuursche. Hierlangs werden vliegtuigbommen van de munitie-opslag naar het vliegveld Soesterberg vervoerd op legertrucks die met dekzeil waren afgedekt. Dit gebeurde altijd ’s nachts. Via vliegtuigdroppings hadden wij dynamietladingen en tijdafstellingen gekregen uit Engeland om deze transporten te saboteren. In de nacht konden wij ons goed door de bossen verplaatsen en ons in een greppellangs de weg verbergen, tot de langzaam rijdende colonne met Duitse trucks passeerde. Een van ons rende dan, met dynamietstaaf, achter de laatste truck aan en stopte die onder het zeil. Na anderhalf à twee uur op Soesterberg explodeerde de zaak.

De laatste actie

De laatste actie van de ploeg waarin Enthoven zit, heeft ook voor Den Dolder betekenis, de actie van 3 april 1945. Door de verzetsactie, waarbij 1 dode viel, werden 10 gevangen gefusilleerd. Enthoven vindt dit tot op de dag van vandaag een moeilijke herinnering.

In het boek Bezet en Verzet – de Bilt en Bilthoven in Oorlogstijd schrijft drs. J.C. Brummen (bladzijde 149 – 150): De laatste actie van de Binennlandse Strijdkrachten vond plaats op 3 april 1945 en wel op de Soestdijkerweg, richting Soestdijk, even voorbij het kruispunt met de Dolderseweg. Deze actie werd dan weliswaar net niet op het grondgebied van De Bilt uitgevoerd, maar wel door een Bilthovense BS-groep. Commandant Co van Moorselaar beschrijft de aanslag als volgt: “Na ontvangst van de opdracht aan de sabotagegroep om op 3 april 1045 ’s avonds laat een doorkomend munitietransport te voorzien van springladingen, waren de leden van de groep niet erg enthousiast, daar de Duitsers steeds harder terugsloegen middels represailles op meestal onschuldigen. De opdracht moest echter uitgevoerd worden. Het verlies van 3 strijdmakkers bij de aanslag van 8 november 1944 zat ons nog erg hoog en we zouden alles op alles zetten om te trachten deze actie zonder verliezen onzerzijds te laten verlopen. Voor de aanvang van de avondklok zouden de 5 leden van de groep naar een woning gaan op één van de landgoederen aan de noordzijde van de Soestdijkerweg. Hier werd gewacht op het donker, te voet ging het naar de wegstrook voorbij het huidige gedenkteken, waar de groep werd gesplitst. De ene groep, bestaande uit W. Bremer, R. van Enthoven en H. Vlug (schuilnaam de Snor), lag richting Ernst Sillem Hoeve aan de kant van de weg in dekking en de andere groep, met commandant C. van Moor­ selaar (schuilnaam “Bakker”), met de ondergedoken Poolse SS-er “Paul”, ging terug in de richting van het huidige gedenkteken.

In de volslagen duisternis hoorde ik plotseling zeggen: “Ah es sind zwei” en daarop het geluid van het scherpstellen van hun wapens, waarop Paul zei: “Jetzt geht ’s los… zak, zak”. Hij haalde de trekker over van zijn antieke “repercussiepistool”, dat helaas weigerde, waarop ik onmiddellijk een salvo gaf met mijn stengun. Hierop renden we terug naar de andere drie, die in spanning waren wie er aan kwamen, Duitsers of de andere groep. Via het bruggetje bij de boerderij zijn we door de landerijen over hekken en sloten terecht gekomen op de Wieksloterweg in Soest. In die boerderij zat een vrouw te waken bij een zieke man. Boven ging er een raam open, …..een man wilde ons wegjagen, maar werd gekalmeerd door de aanblik van de stengun. Hij opende de voordeur en liet ons binnen. Na ons relaas aangehoord te hebben bracht hij ons naar een kamer waar de vloerbedekking opzij geslagen werd en waar wij door een luik onder de vloer kropen. Hier werd op zeer ongeriefelijke wijze de nacht doorgebracht, waarna we de andere morgen springstof en wapens verborgen in het kippenhok. Co hield zijn FN pistool en een handgranaat bij zich. Getracht werd een beter onderkomen te vinden bij de gereformeerde pastorie, maar we werden als landlopers weggestuurd. We kregen onderdak boven een drogisterij in Baarn, waar een vriendin van mijn verloofde werkte en waar we een dag en een nacht konden doorbrengen. Wim, Ruud en Herman gingen ongewapend te voet naar huis. Co en Paul gingen zoveel mogelijk door de bossen hun eigen weg terug naar de Palestrinalaan 12 in Bilthoven, waar Co woonde.” Tot zo ver het ooggetuigeverslag van Van Moorselaar. Achteraf bleek dat van de vijandelijke patrouille er één dodelijk was getroffen. Als represaille werden op 6 april (Red.: moet zijn 5 april zo blijkt uit diverse bronnen), dus vier weken voor de bevrijding, tien “Todeskandidaten “uit de gevangenis in Utrecht opgehaald en op de plaats van het vuurgevecht gefusilleerd. Ter nagedachtenis is er een gedenkteken opgericht, even ten westen van de tegenwoordige camping.

Bron

  • J.C. Brugman, Bezet en Verzet: De Bilt en Bilthoven in Oorlogstijd (bladzijde 149-150)

Dit artikel is eerder gepubliceerd in een uitgave van de Dolderse kroniek