Door JanHein Heimel – Zeister Historisch Genootschap
De erfgoedpartners zien het als hun taak om het ‘verhaal van Zeist’ te vertellen en leefbaar te maken.
Daarbij gebruiken zij het erfgoed als getuigenissen van het verleden. Juist het materiële en immateriële erfgoed is een krachtige bron om de abstractere geschiedenis tot leven te brengen en mensen in staat te stellen om echt te begrijpen hoe Zeist zich heeft ontwikkeld tot de plaats die het nu is. Door het overgeleverde erfgoed optimaal en in samenhang te benutten, helpen de erfgoedpartners het publiek dus bij het ‘lezen’ van de geschiedenis van Zeist.
Maar over welke geschiedenis hebben we het dan? Als Nederlanders – niet Zeistenaren – aan Zeist denken, komen meestal het Slot en de pleinen als eerste naar boven. Dat zijn de beeldbepalende elementen, tot op de dag van vandaag. Historisch gezien spelen Slot en pleinen een centrale rol in het verhaal van Zeist, maar er is meer dan dat. Hieronder een korte schets van dat wat Zeist anders maakt dan de rest van Nederland.
In de derde ijstijd werd een stuwwal gevormd die wij tegenwoordig de Utrechtse Heuvelrug noemen. De rivier de Rijn, die oorspronkelijk naar het noorden stroomde, werd door de stuwwal afgebogen en creëerde een kleigebied ten zuiden ervan. In 838 blijkt voor het eerst uit een geschrift dat ergens op de scheiding van beide gebieden een nederzetting Zeist is gelegen met op dat moment zes ‘onvrije’ gezinnen. Archeologische vondsten van 300 jaar voor Chr. en zelfs nog eerder doen vermoeden dat er ook voor die tijd sprake was van incidentele bewoning op deze flank van de Heuvelrug.
Toen in 1122 de Rijn bij Wijk bij Duurstede werd afgedamd, kon het drassige gebied tussen Wijk en Utrecht ontgonnen worden en ontwikkelde Zeist zich tot een klein dorp met een kerk. De toren van de huidige Oude kerk stamt nog uit die tijd. Vervolgens valt er eeuwenlang weinig te melden afgezien van de aanwezigheid van een drietal Ridderhofsteden (kastelen) in Zeist: Huis Zeist, Blikkenburg en Kersbergen en het feit dat de Bisschop van Utrecht voor het aanvaarden van wereldlijke macht de kerkklok in Zeist moest luiden. Pas als Lodewijk de 14de in 1672 twee weken in Zeist verblijft met een leger van 10.000 man is Zeist even aanwezig op de wereldkaart.
Enkele jaren later bouwt Willem Adriaan van Nassau-Odijk Slot Zeist. Voor de ontwikkeling van Zeist blijkt dit van groot belang. Ook de komst van de Evangelische Broedergemeente in 1746 zet een stempel die heden ten dage nog goed zichtbaar is. In de 19de eeuw zorgen de ambachtslieden van de Broedergemeente voor de eerste industrialisatie in Zeist. Daarnaast heeft de Franse overheersing rond 1800 zijn sporen achtergelaten, zo ontstaat bij het Franse legerkamp aldaar het dorpje Austerlitz.
Vanaf het begin van de 19de eeuw worden langs de Utrechtseweg en de Driebergseweg buitenplaatsen en landgoederen gevestigd die resulteren in Zeist als ‘de Parel van de Stichtse Lustwarande’. In de 18de eeuw waren langs de Amersfoortseweg al enkele zomerverblijven gebouwd. Elders in Zeist komen eveneens diverse buitenplaatsen, bij elkaar 692. De werkgelegenheid neemt hierdoor fors toe.
In 1845 wordt Zeist aangesloten op het spoorwegnet, later in die eeuw wordt Zeist verder ontsloten door goede tram- en verkeerswegen. In 1863 werd de spoorlijn Utrecht-Amersfoort-Zwolle in gebruik genomen, waarbij bij de kruising met de Dolderseweg een halteplaats kwam; het huidige station Den Dolder. In 1898 werd de spoorlijn Den Dolder-Baarn geopend. Naast de ontwikkeling van het toerisme heeft dit alles het ook een gunstig effect op de economische ontwikkeling.
In het bijzonder valt de groei van de bestekindustrie op; eerst Gerritsen, later ook Gero en Sola. In de jaren ‘70 van de 20ste eeuw gaat deze industrie echter weer ten onder. Ook in Den Dolder komen er industrieën, waaronder zeepfabriek De Duif, die rond 1920 de grootste werkgever was in de gemeente Zeist. In de tweede helft van de vorige eeuw gaan de zorg en de dienstensector sterk bijdragen aan het instandhouden van de Zeister werkgelegenheid.
De bevolking loopt op van 347 inwoners in 1663 en 1674 inwoners in 1800 via 8720 inwoners anno 1900 op tot ongeveer 60.000 inwoners in 1980. De aanleg van diverse villaparken en woonwijken hangt hier sterk mee samen. Huis ter Heide en Bosch en Duin ontstaan dan als villaparken. De naam Huis ter Heide komt oorspronkelijk van een gelijknamige herberg uit de 17de eeuw. Het gerecht Den Dolder bestond al in de 13de eeuw maar wordt pas de aanduiding van het huidige dorp toen aan het begin van de 20de eeuw er sprake was van enige industrialisatie aldaar.
Thans kent Zeist 61.258 inwoners. Vele organisaties hebben er hun landelijk hoofdkantoor (KNVB, WNF, Achmea etc.) en er zijn aansluitingen op zowel de A28 als de A12. Slot Zeist, de gebouwen van de Broedergemeente en tientallen buitenplaatsen zijn nog altijd in volle luister aanwezig. Zeist is een van de gemeenten met het grootste aantal gemeentelijke monumenten in Nederland.