Terug naar overzichtTerug naar overzicht
Gerard Bernard van Delft, registeraccountant, gemeenteraadslid

Interview en verslag: Marja Vermeulen
Gepubliceerd op Geheugen van Zeist mei 2022

Naam: Gerard Bernard van Delft
Geboortedatum: 16 april 1944
Getrouwd met: Marijke Verhoek
Kinderen: 3 dochters en een zoon
Kleinkinderen: vier kleindochters en drie kleinzonen
Beroep: Gepensioneerd. registeraccountant, gemeenteraadslid

Ouderlijk huis

Mijn ouderlijk huis stond aan de Koppelweg 72, later genummerd 194. Later is de naam van dit deel van de Koppelweg veranderd in Godfried van Seijstlaan 17. In die tijd was de Koppelweg de laatste laan in Zeist-West. Achter onze tuin was een boomgaard. Ik heb 1 broer.

Ouderlijk huis aan de Koppelweg, later G. van Seijstlaan

Familie in Zeist

Mijn opa en oma van moederskant kwamen uit Oudewater. Zij zijn in de jaren twintig naar Zeist gekomen en aan de Krakelingweg gaan wonen. Opa en oma van vaderskant kwamen uit Noordwijk Binnen. De zus van mijn opa kwam zo en nu en dan vanuit Scheveningen in Zeist bij de vis verkopen bij de buitenplaatsen. Zij hoorde, dat er een vacature voor tuinbaas op Wulperhorst was. Mijn opa solliciteerde en kreeg de baan. Dit was rond 1910. De zus van mijn opa is met haar man een viswinkel begonnen in  De 2e Dorpsstraat. Ik heb mijn opa’s niet echt gekend. Opa Trijssenaar overleed in 1945 en opa van Delft stierf in 1946. Mijn oma’s heb ik nooit gekend. Zij waren al in 1930 en 1941 overleden. Mijn tante van vaderskant mocht in de tuinmanswoning van Wulperhorst blijven wonen, totdat in Zeist daar het Swagermankamp werd gevestigd. Mijn tante verhuisde toen naar het koetshuis van Blikkenburg. Zij werkte in de huishouding bij baron Taets van Amerongen. Als kind kwam ik regelmatig bij mijn tante op bezoek.

Mijn vader was vertegenwoordiger bij Wees en Weiss. Mijn moeder was huisvrouw.
Mijn vader was vaak de hele week van huis. Zijn rayon was het oosten van het land. Hij had regelmatig last van zijn rug. Hij had veel koffers met monsters bij zich om aan de klanten te laten zien. Hij had voor zijn werk een auto. Soms mochten mijn broer en ik mee. Dat was een uitje. Als hij de klanten ging bezoeken, moesten wij in de auto wachten. In 1963 werkte mijn vader 50 jaar bij Wees en Weiss. Hij kreeg een televisie. Dat was een heel modern cadeau. Televisiekijken was net in opkomst. Ik kan me de brand van Wees en Weiss op 27 oktober 1967 nog goed herinneren. Het was op een vrijdagavond. Samen met mijn vader gingen we kijken De Hofse laantjes (voetpaden langs de Nassau Odijcklaan) waren zo heet, dat je er niet kon lopen.

Gerard als peuter
Kleuterschool

Ik heb op drie locaties op de kleuterschool gezeten. Eerst bij huize Cattenbroeck, daarna bij de voormalige fabriek van de familie Bannett ( waar nu Les Cailloux is aan de Koelaan) en tot slot aan het eind van de Waterigeweg. Iedereen ging lopend naar school.
Daarna ging ik naar de jongensschool van de Broedergemeente. Toen ik een jaar of 7 was kreeg ik een rode fiets. Toen ik een keer naar kapper Karelse was aan de Montaubanstraat is mijn fiets gestolen. Gelukkig werd de fiets een paar dagen later teruggevonden. Omdat, we meer dan een kilometer van huis woonden, mochten wij met de fiets naar school. In die tijd was er ook nog op zaterdagmorgen school.

Klusjes, Sinterklaas en kerst

Wij moesten thuis wel klusjes doen. Aan de Laan van Cattenbroeck waren verschillende winkels. Er waren onder meer een sigarenboer, een kruidenierszaak en een melkboer. Ik ging daar wel eens een boodschap doen en later bij de Kijkgrijp aan de Voorheuvel. Anderhalf ons boterhamworst voor 39 cent als die in de reclame was. In de zomer moesten we boontjes doppen of aardbeien halen in Bunnik. Mijn moeder weckte groenten en maakte jam. Ook schoenenpoetsen was een taak.

Sinterklaas werd gevierd. Als je je schoen zette, dan kreeg je soms een suikerbeestje. Ook was er ook een teil met cadeautjes. Die stond dan buiten bij de deur. Met kerst hadden we een kerstboom met echte kaarsjes. Op verjaardagen mochten we kiezen wat we wilden eten. Ik koos altijd Duitse biefstuk, doperwtjes en gebakken aardappeltjes. Heerlijk was dat.

In de kerstvakantie mocht ik, toen ik een jaar of elf was, helpen in de kantoorboekhandel van Hoogenreaad: kaarten prijzen of schriften met harde kaften stempelen. De winkel was niet verwarmd. Er stond alleen een potkacheltje. Als beloning kreeg ik vuurwerk; rotjes en fonteintjes. We schoten ook carbid af in Nescafeblikjes.

Vrije tijdsbesteding

Schuin tegenover ons huis was een open veld. We speelden veel buiten. Er werd geknikkerd, kuilen gegraven en gevoetbald. In de laan woonden 2 politieagenten. Als je de pech had en je voetbal bij de lange Joop (Martens) in de tuin kwam, dan moest je maar zien hoe je de bal weer terug kreeg. Ik was niet echt goed in sport. Ik heb heel kort gevoetbald bij voetbalvereniging Zeist. Het was geen groot succes. Op de zondagen gingen we naar zondagsschool. Zwemmen deden we zomers in zwembad Blikkenburg. Lezen deed ik ook: Old Shatterhand en Winnetou. De bibliotheek was toen aan de 2e Hogeweg. We luisterden ook veel naar de radio. Mijn broer, Maarten had als hobby het ontvangen van radiostations. Langzaam verdwenen de open veldjes. Ik weet nog, dat de huizen aan de Jacoba van Beierenlaan werden gebouwd. Wij noemden dat Jeruzalem, omdat de huizen platte daken hadden.

In 1952 gingen we voor het eerst met vakantie. Met de auto naar Zeeland. Dat was een wereldreis in die tijd. Je was de hele dag onderweg. We logeerden in een pension in  Zoutelande. Ik kan mij nog goed de watersnoodramp in februari 1953 herinneren. We zaten aan de radio gekluisterd. Toen wij  dat jaar in de zomer weer in Zeeland met vakantie gingen, stond het midden van Zuid Beverland nog onder water.

Gerard met broer in zwembad Blikkenburg

Geboren accountant of toch boer?

Ik was een serieus jongetje. Mijn vader legde op zaterdagavond altijd sommen klaar om zondagochtend te maken. Dan konden mijn ouders wat uitslapen. Ik was altijd met cijfers in de weer. Toch wilde ik als kind boer worden. Wij kwamen vaak op de boerderij van het echtpaar van Ginkel in Bunnik. Zij waren een soort van opa en oma. We mochten daar helpen met melken en andere karweitjes doen. Mijn vader zei altijd, dat accountant wel een beroep voor mij was. Begin jaren vijftig gaf de gemeente een obligatielening uit voor de bouw van het Staatsliedenkwartier. Ik moest twee keer per jaar naar het gemeentehuis om de rentecoupons te verzilveren.

 

Gerard op de lagere school
Scholen

In de 6e klas werd mijn moeder ziek. Toen werd ik ondergebracht bij een oom en tante in Austerlitz. Dat was in de hele strenge winter van 1956. Mijn oom werkte bij de spoorwegen in Utrecht. Samen met hem liepen wij dan ’s morgens vroeg naar de Woudenbergseweg. Daar namen we de rode bus v.d. Haas uit Veenendaal. Je moest blijven bewegen, anders bevroor je neus. De bus kwam ruim voor schooltijd aan op Het Rond. Ik wachtte dan in de hal van het postkantoor tot het tijd was om naar school te gaan. Daar was het warm. De school begon om 8.00 uur en ging om 14.00 uur uit. We hadden 2 keer speelkwartier.

Ik ging samen met acht anderen naar het Lyceum aan de Lindelaan. Dat was nog bijna mis gegaan, want ik had bij het toelatingsexamen een fout gemaakt met de vraag in welke provincie Woerden ligt. Gelukkig kon dat worden rechtgezet. Toch ging het niet helemaal zoals gepland op de middelbare school. Ik had veel moeite met wiskunde en moest het 2e en 3e jaar overdoen. De wiskundeleraar kon geen orde houden. Toen ben ik overgestapt in 1960 naar Schoonoord en daar heb ik mijn HBSdiploma gehaald. Tijdens mijn middelbare schooltijd had ik een krantenwijk. Eerst in het Patijnpark en Staatsliedenkwartier, daarna in het Lyceumkwartier. Dat was een nare wijk voor een krantbezorger. Grote tuinen en blaffende honden. Je verdiende bijna niets meer dan in die andere wijk.

Huidige tijdsbesteding

Mijn vrouw heb ik leren kennen in de kerk. Ik vroeg haar mee naar een discussieavond in de Boskapel en zo is het begonnen. Toen de Nederlandse Staat de Breedband verkocht werden van de opbrengst leningen verstrekt.  Dat hielp ook mee een huis kopen. Wij wonen in Hoge Dennen-Kerckebosch. Inmiddels doe ik het rustiger aan. Ik kom nog 2 dagen in de week op kantoor, ik ben voorzitter van de Verenging van Betrokkenen van de gemeentelijke begraafplaats. Mijn vrouw en ik passen regelmatig op de kleinkinderen en ik besteed tijd aan een van mijn hobby’s: geschiedenis en de geschiedenis van Zeist.