Interview en verslag: Dick van de Kamp
Gepubliceerd op Geheugen van Zeist maart 2015
Naam: Lona Majidzada
Geboren: in 1967 in Kaboel, de hoofdstad van Afghanistan
Getrouwd: met Babrak Kohnesheen
Kinderen: een dochter (in 2015 18 jaar) en een zoon (in 2015 17 jaar)
Werkzaamheden: in stomerij Clean Inn en als pedagogisch medewerker bij de BSO van de Griffel
Lona is een druk persoon, het valt niet mee om een afspraak te maken. We ontmoeten elkaar in stomerij Clean Inn. Af en toe gaat de winkelbel en moet een klant geholpen worden.
Dat is vanwege het geweld van de Taliban. Zij willen met dwang hun opvattingen over Staat en geloof invoeren. Het is ook bekend dat vrouwen in hun ideeën een ondergeschikte plaats innemen. Ik ben hier gekomen in 1999. Ik was zwanger van mijn tweede kind. Mijn zusje en broertjes waren al in Nederland.
Daar wil ik liever niet over praten. Dat is emotioneel, dan komen de tranen.
Jazeker, ik heb een Nederlands paspoort. Ik heb daar flink voor gewerkt. Het staatsexamen en 4 toetsen, maar ik ben gewend te studeren. Ik heb economie gestudeerd in Oezbekistan.
De overheid liet elk jaar een grote groep studenten naar het buitenland gaan om te studeren. Ik ging naar de republiek Oezbekistan voor mijn opleiding. De Russen hechten veel waarde aan studeren. Ik ging in de vakanties weer naar huis. Ik spreek nu nog goed Russisch.
Dat was schokkend, je laat alles achter. Je komt in een land met een volstrekt andere cultuur. Al je zekerheden vallen weg. Onzekerheid over de toekomst komt daarvoor in de plaats. En je moet verwerken wat je allemaal hebt meegemaakt in Afghanistan. Van begin af aan had ik de wil om te werken en te studeren.
Wat de Nederlandse cultuur betreft is het nog steeds wennen. In Afghanistan staat de groep centraal en in Nederland het individu. In Nederland moet je meestal voor een visite een afspraak maken. In Afghanistan ben je altijd welkom en is er altijd iets te eten. Als er niet genoeg is, dan deel je wat er is. Ik houd het nieuws over Afghanistan natuurlijk goed bij. Af en toe kijk ik naar de Afghaanse televisie, maar daar word ik wel verdrietig van.
Ik ben moslima. In Afghanistan gingen vrouwen niet naar de moskee. Bij bepaalde gelegenheden gaan we nu naar de Afghaanse moskee in Utrecht.
Druk, druk en druk. Je moet de taal leren kennen, een beroepsstudie doen, de kinderen naar school brengen en naar zwemles en het huishouden bijhouden. Alles kost veel meer tijd, omdat je in een compleet vreemde omgeving bent terecht gekomen.
Maar je hebt een doel. Als je ’s ochtends op staat weet je wat je moet doen. Werken en studeren is goed voor de aanpassing, maar net zo belangrijk is de omgang met de mensen.
Ik heb 2 banen. In de ochtenden ben ik te vinden in de stomerij Clean Inn. Twee jaar geleden heeft mijn man de stomerij overgenomen. Hij had er enige jaren gewerkt en had een goede relatie met de eigenaar. De lening bij de bank leverde geen problemen op.
Mijn man is architect, een stomerij is echt heel wat anders. Hij bedient de machine voor het chemisch reinigen. Ik doe de winkel en de kleinere werkzaamheden, zoals bijvoorbeeld een overhemd. Het overhemd wordt eerst gewassen, dan gaat hij op de pop, daar gaat stoom onder zodat het overhemd opstijft en een beetje in model komt. Daarna gaat hij nog onder de pers.
Daarnaast ben ik pedagogisch medewerker bij de BSO van de Griffel. Dat doe ik 3 dagen in de week. Ik houd me bezig met kinderen van 4 tot 7 jaar oud. Ik heb daar een speciale cursus voor gevolgd. Ik ga graag om met kinderen. De kinderen horen natuurlijk dat ik niet in Nederland ben geboren, maar ik heb een goede band met ze. Ze mogen me graag.
We hebben heel wat bereikt door hard werken en studeren. Een eigen zaak is iets om trots op te zijn en de kinderen ontwikkelen zich goed. Maar toch mis ik de cultuur waarin ik ben opgegroeid. En ik vind het jammer dat onze kinderen een stuk van die cultuur missen. Ik droom nog altijd van de oorlog die ik heb meegemaakt, ik heb zoveel gezien.
Dus ja ik ben tevreden, maar de pijn blijft in het hart.