Interview en verslag: Ine Kievits
Gepubliceerd op Geheugen van Zeist juli 2015. Herzien februari 2023.
Goof van der Peijl was politieagent in Den Dolder en meer.
Naam: Govert Hendrik van der Peijl
Geboren: 27 januari 1927 in Hengelo, Gelderland (Achterhoek); ten zuidoosten van Zutphen
Overleden: 30 november 2022
Getrouwd met: Florasina Maria de Gier
Kinderen: 2 dochters en 2 zonen
Beroep: lid van het politiecorps Zeist
Mijn vader was aangesteld als rijksveldwachter in Vorden, iets ten oosten van Zutphen, waarschijnlijk door connecties. Mijn grootvader was namelijk brigadecommandant van de Koninklijke marechaussee, afdeling Zutphen. Ik ging na de Tweede Wereldoorlog bij de politie en mijn oudste zoon volgde in mijn voetsporen. Hij deed zijn opleiding zelfs in Rotterdam, net als ik. En hij gaat nu al bijna met pensioen!
Tja, het wonen op de buitenpost Dolderseweg in Den Dolder was zeer speciaal. We hadden een aardig grote tuin met twee grasvelden en ik had een zwembad gekocht, niet zo groot hoor, dus er kwamen altijd heel veel mensen. We schonken soms per dag vier liter melk en koffie. En mijn vrouw bemande de post als ik niet thuis was. Het was erg gezellig, en iets waar we nu, al die jaren later, nog steeds met veel warmte over praten met de hele familie.
Terwijl ik op de MULO zat, brak de Tweede Wereldoorlog uit en ben ik in de voedselvoorziening terechtgekomen. Ik werd bakker. Daar kan ik je verhalen over vertellen, maar daarvoor zit je niet hier. Toen ik achttien was, was de Tweede Wereldoorlog afgelopen en ik wist dat ik in militaire dienst moest, want we hadden de kwestie Indonesië nog. Ik vroeg uitstel aan en maakte als een haas de MULO af, in maar twee jaar.
Ik was amper klaar toen ik werd opgeroepen voor militaire dienst. Die heb ik drie maanden doorgebracht in het oude concentratiekamp in Amersfoort en vandaaruit naar de opleiding van het garderegiment grenadiers. Daarna op de boot; zes weken gevaren voordat we in Indonesië waren. We stapten uit met behulp van een stormboot op Bali op de eerste kerstdag 1947. En daar op Bali ben ik oudejaarsmiddag bijna verongelukt. We waren op patrouille en ik belandde bijna in een ravijn doordat ik uitgleed.
Ik kwam op de ziekenlijst terecht en toentertijd keken ze altijd eerst op de ziekenlijst als ze ergens een man nodig hadden. En ik werd overgeplaatst naar Den Pasar, de hoofdstad van Bali. Ik kreeg het beheer over de personeelskantine van de Welfare-afdeling van het leger. Toen ik aan het einde van mijn diensttijd mijn oude kameraden terugzag, liepen zij ‘op een sok en een schoen’ want zij hadden het veel slechter gehad.
Weer terug in Nederland zagen we dat de groep van de Rijkspolitie een ereboog voor ons had gemaakt en dat deed je toch wel wat. Dan zit je thuis en er waren duizenden werkloze jonge mannen en mijn vader zei ook: laten we zorgen dat je zo gauw mogelijk aan de slag komt. Ik wilde de vastigheid van overheidsdienst, solliciteerde en werd in Rotterdam opgeroepen. Op het nieuwe hoofdbureau van politie daar (van na het bombardement) met vierhonderd man.
Uiteindelijk werden er zeventien man goed bevonden, en ik was er een van. We werden klas 17 van de eigen opleiding van de politie Rotterdam. Ik kwam in de kost bij de zuster van de dominee in Vorden. Wat is de wereld klein. En wat heb ik een dorre wetten moeten aanhoren in de schoolbanken daar. Na een jaar waren er examens en ik slaagde. Ik ging werken in Rotterdam.
Inmiddels was ik getrouwd met Floor (Floralia zoals ik haar noem) en kwamen de kinderen en ik ging weer solliciteren. En op een gegeven ogenblik stond er Zeist. En ik had een oom bij de politie in Zeist gehad. Ik werd in Zeist aangenomen, maar had er natuurlijk niet meteen een huis. Ik ging in de kost op de Gijsbrecht van Amstellaan. Na een klein half jaar heb ik een woning toegewezen gekregen hier in Den Dolder. Het was 1956-1957.
Op een gegeven moment kwam ‘de post in Den Dolder’ vrij. De vrouw van de man die er zat, wilde niet meer. Na een grondige verbouwing zijn wij er ingetrokken en daar hebben we zeventien jaar gewoond. Ik kreeg de aanstelling postcommandant en kende al vrij snel alle mensen daar. Wil je goed kunnen werken als politieagent, dan moet je je werkomgeving goed kennen. Dat is mijn gedachtegang; dat je weet wat er leeft onder de bevolking.
Er waren destijds drie politieposten ten noorden van de Amersfoortseweg. Op die weg zelf was er ook een. Er waren dus vier mannen totaal. We hadden Bosch en Duin, Den Dolder-Zuid en Den Dolder-Noord. Ik, van Den Dolder-Zuid, was de enige politiepost die aan een hoofdweg zat dus als er wat was, kwamen ze toch altijd bij mij uit.
We begonnen op de fiets, daarna kregen we een bromfiets en later, na jaren hoor, een auto met mobilofoon dus toen had je, als je in nood kwam, een lijntje. We waren dus met vier man en je wisselde elke dag. Een had P-dienst, piketdienst, en die had die dag de auto.
Dat ze vaak bij mij uitkwamen, daar heb ik op den duur ook de tol voor betaald. Bijvoorbeeld: er komt op een gegeven moment een oude man op het bureau die papieren uit zijn binnenzak haalde en me schuchter vroeg: meneer, wilt u deze AOW-aanvraag voor me invullen? Ik pakte de typemachine en deed het. Als beloning kreeg ik een dikke sigaar en ik zei maar niet dat ik niet rookte. Ik deed alles voor iedereen. En hoeveel mensen er niet achterom kwamen van: hij is d’r toch wel … Uiteindelijk betaal je daar de tol voor. Want dan had je ook die doden bij het spoor. En daar heb ik er achttien van gehad en daar stond ik dan helemaal alleen.
Wat zeg je nu? Een veertigurige werkweek? Nee hoor, ik was altijd in dienst. En als je piketdienst had, was het voorgeschreven dat je in de nachtelijke uren twee uur moest surveilleren. En bij die grote villa’s was dat niet altijd ontspannen. Op een gegeven moment was er bij drie villa’s ingebroken. Nou, dan ga je erheen, hartstikke donker, kom je daar bij de achterdeur. Hou je zo de achterdeur in je handen. Zit die vent (inbreker) erin, zit hij er niet in? Je trekt dan je pistool en je hart gaat als een razende tekeer.
Ik wist natuurlijk wie er op vakantie was. Zo ging ik eens in het stikdonker naar een huis van een man die me had laten zien waar hij zijn kostbaarheden had verstopt. Hij was op vakantie. Dan kom je bij de achterdeur; zit er geen glas meer in. Ga je dan naar binnen? Ik keek vanaf buiten naar de plek van zijn kostbaarheden en ik zag dat die plek nog helemaal in orde was. Ik ben het pand die nacht niet in gegaan.
Dan was er ook altijd het opmaken van het proces-verbaal. Dat kostte veel tijd op de typemachine en ik vond het daarnaast ook altijd belangrijk te weten hoe iets was gebeurd.
Oh, ik moet dit even vertellen: zuster Ursula verzorgde het lijkenhuisje bij het ziekenhuis in Zeist. Zij maakte doden netjes klaar zodat iedereen zag wie het was en dan kwam de patholoog-anatoom in opdracht van de officier van justitie om zo iemand open te snijden. Dan was ik er ook om zijn verslag op te schrijven. Dat was niet altijd fris. De papieren gingen naar de officier, daarna naar de gemeente, de begrafenisondernemer kreeg dan de vergunning en dan kon er eindelijk begraven worden.
Ik heb ook veel dingen gehad zoals een vliegfestijn met duizenden mensen en motorwedstrijden met duizenden mensen, treinenvol; ik stond er verbaasd van. En dan moest ik ook de spoorwegovergang goed in de gaten houden hoor. Wel had ik een reserveman die ik soms kon bellen. Dat maakte het ’s nachts surveilleren ook beter.
En vervolgens werd ik ziek. Ik had o.a. een hernia. Er kwam een plaatsvervanger die bleef toen ik weer beter was. En later kwam er nog een man bij. Daarna nog een, en we waren met zijn vieren op deze ene post.
Toen ik vijftig was, in 1977, heb ik de pijp aan Maarten gegeven en heeft commissaris P.A. van Duijvenbode me in goed overleg geplaatst op de afdeling Bijzondere Wetten in Zeist. Dat houdt in de jachtwet, horecawet, kampeerverordeningen, noem maar op. Ik verliet de post, kocht een huis in Den Dolder en kreeg een veel rustiger leven.
Inmiddels kwamen er reorganisaties bij de politie en de posten vielen weg en toen kreeg je dus de nieuwe werkwijze. Dat was niet altijd gemakkelijk. Bovendien vond en vind ik het belangrijk dat je nagenoeg iedereen kent want dan hoor je ook veel. Er kwamen wijkagenten die elders woonden en niet lang op één plek zaten.
Deze wet, inclusief wapenwet, vuurwapenwet, werd juist gewijzigd. Ik heb een heel nieuw systeem op poten gezet van één kaart met aktes en contracten en hoeveelheden vuurwapens. Dat was een goede kaart geworden. Driebergen vroeg me bij hen te komen om voorlichting te geven over mijn systeem; en ze vroegen me het daar ook zo op te zetten. Bunnik en andere plaatsen volgden. En ik controleerde natuurlijk ook mensen van vroeger, ook in Den Dolder. Maar mijn positie was nu heel anders.
Na tien jaar werken in burger bij Bijzondere Wetten in Zeist ging ik met pensioen in 1987. Een leven in dienst van de politie was ten einde.