Terug naar overzichtTerug naar overzicht
Tjallingii-Oudhof, beheerder rusthuis

Interview en verslag: Janneke Smitskamp
Gepubliceerd op Geheugen van Zeist mei 2015

Mevrouw Aly Tjallingii-Oudhof zorgde samen met haar man voor demente en psychiatrische patiënten. Zij zijn o.a. 27 jaar lang de beheerders geweest van rusthuis Deï Gratia.

Kader

Naam: Aaltje Oudhof
Geboren: in 1922 in Bunnik
Getrouwd: in 1946 met Ritske Tjallingii (hij is overleden in 1988)
Kinderen: 2 dochters en 1 zoon
9 kleinkinderen en 11 achterkleinkinderen

Op zoek naar het adres van mevrouw Aly Tjallingii-Oudhof kom ik (Janneke Smitskamp) terecht bij de woongroep Belcour op de Meester de Klerkstraat. Voor mij een eerste kennismaking met deze woonvorm voor ouderen in Zeist. Mijn gastvrouw vertelt er met enthousiasme over. Het is trouwens welgeteld haar achtste woonadres in Zeist. Op een rijtje gezet heeft zij sinds haar tweede jaar (1924) op de volgende plaatsen gewoond: Jagerlaan, Van der Merschlaan, Dijnselweg, de la Reylaan, Prins Hendriklaan, Steniaweg en de Montaubanstraat. Een allround Zeisterse mag je wel zeggen. Na uitleg van de herkomst van de naam Tjallingii, een Friese naam, beginnen we het interview. Het gaat een doos van Pandora worden, boordevol herinneringen.

Mevrouw Aly Tjallingii tijdens het interview in 2015
Moeder 33 jaar, Aly 8 jaar, Bep 7 jaar, Fenna 6 jaar, Mientje 3 jaar, Greetje 8 maanden op de Dijnselweg in 1930. Helemaal rechts nichtje Japie Dijk
Gelukkige jeugd in crisistijd

“Ik ben geboren in 1922, in Bunnik. Toen ik 2 jaar was verhuisden we naar de Jagerlaan in Zeist. Daar heb ik weinig herinneringen aan. Niet zo lang daarna verhuisden we naar de Van der Merschlaan. Mijn ouders kwamen uit Amsterdam. Dat kon je ook wel merken. Mijn moeder was lekker vlot, ook een trotse vrouw. Ze was secretaresse geweest bij een advocatenkantoor. Eigenlijk is ze nooit een echte huisvrouw geworden. Dat heb ik dus ook nooit van haar geleerd. Ze was een echte boekenwurm. En ze kon goed naaien. Mijn vader was fijn goud/zilversmid. In 1921 was hij werkeloos geworden. Bij de Gero vond hij uiteindelijk weer werk maar eigenlijk is hij daar nooit gelukkig geweest.

Ik was de oudste van 5 meisjes. Het was crisistijd en dat betekende dat we heel zuinig moesten zijn. Maar het heeft nooit als armoede gevoeld. Vader en moeder waren beiden heel creatief. Cadeautjes voor Sinterklaas en verjaardagen werden door henzelf gemaakt. Een gefiguurzaagde zweefmolen en gebreide en genaaide kleertjes voor de poppen. En op versleten elleboogstukken werd een applicatie van een appel genaaid. Eigen groente werd in de achtertuin verbouwd. En ja, bij de kruidenier kopen ‘op de lat’. Maar echt, ik heb een hele fijne jeugd gehad”.

Na de lagere school een betrekking

“Doorleren zat er niet in. Er moest geld binnen komen. Op mijn 13de werd ik hulp in de huishouding bij boekhandel Baart op de Slotlaan. Ik verdiende daar fl. 1,25 in de week waarvan ik 25 cent zelf mocht houden. Inmiddels had ik met een zusje een naaicursus gevolgd bij juffrouw Brussaard op de Herenlaan. En zo kon ik op mijn 16de gaan werken bij Tiny Koele die een naaiatelier had op de Laan van Cattenbroeck. Daar maakte ik o.a. jurken en ook bruidsjurken pasklaar”.

Inmiddels is de oorlog begonnen en begint voor Aly de Sanatorium episode. Zij vindt daar werk en ze zal daar ook haar man vinden.

Het sanatorium

“Het was fijn dat ik op het Sanatorium werk vond want ik kreeg daar twee maaltijden per dag en dat scheelde veel in de kosten thuis. Met 5 meisjes werkten we daar op de linnenkamer. Kleding van de patiënten en het personeel strijken, repareren en maandagochtend de vuile was uitzoeken. En als de schone was terugkwam van wasserij Burger moesten we deze sorteren. Dat was een heel precies werk want je moest alle merkjes kennen van de 5 paviljoens, van het personeel en van de patiënten.

In die periode leerde ik ook mijn man kennen, de Friese Ritske Tjallingii. Hij was hoofdverpleger, maar ook organist van de kapel. Boven op de linnenkamer hoorden we hem vaak oefenen op het orgel. Prachtige muziek. Daar ben ik op gevallen. En op zijn handen. Hele mooie slanke handen. Tja, dan ben je verliefd en dat was ook duidelijk te zien. Maar dat kon niet. Er mochten geen ‘stellen’ samen in de instelling werken. Dus één van ons moest een ander werk zoeken. Gelukkig wist dr. van Balen voor mij een plekje als kinderverzorgster bij een gezin een paar huizen verderop op de Sanatoriumlaan. En zo konden mijn nieuwe vriend en ik elkaar, soms stiekem, regelmatig ontmoeten”.

Aly 4 jaar, Bep 2,5 jaar, Fenna 1 jaar

Rusthuis Dei Gratïa

“Na de oorlog, in 1946, trouwen we. We gaan dan inwonen bij een moeder met een psychisch zieke zoon in een woning op De la Reylaan. Tegenover aanvullende zorg van mijn man voor de gehandicapte zoon staat een kwartje huur in de week.

Op een gegeven moment komt mijn man thuis met de mededeling dat hij een nieuw huis heeft gevonden op de Prins Hendriklaan 8. Nee, niet een gewoon huis maar een rusthuis voor demente en psychiatrische patiënten. Het huis draagt de naam Deï Gratia (bij de gratie Gods). Het eerste wat ik dacht was: ‘weg vrijheid’… Ik was zwanger van Margreet, onze oudste dochter en had helemaal geen zin in deze nieuwe taak. Er waren 9 gasten. Mijn man zorgde voor de mannen en ik voor de vrouwen. Wassen en aankleden, eten koken en opdienen, naar bed brengen. Voor het huishoudelijk werk hadden we een hulp in dienst. Geen eigen leven, nooit met de kinderen (alle drie werden hier geboren) iets ondernemen. Later hebben ze mij dat wel eens verweten. Na 13 jaar verhuisden we naar een eigen huis op de Steniaweg. Van daaruit bleven we het rusthuiswerk doen.”

Eindelijk een eigen leven

“ In 1970, 27 jaar na onze start in het rusthuis, stopten we ermee en werd mijn man in Maarssen hoofd van een christelijk gezinsvervangend tehuis voor psychiatrische nazorgpatiënten. Ik kan je niet vertellen hoe vrij ik me toen voelde. Geen andere mensen meer in huis voor wie je moest zorgen. Alleen met ons eigen gezin aan tafel. Heerlijk.

Langzaam maar zeker kwam er meer ruimte om dingen te doen die ik zelf leuk vond. Maar pas na het overlijden van mijn man in 1988 is er nog een tweede deel van mijn leven begonnen. Ik ben allerlei vrijwilligers werk gaan doen. Bij Brinkhove, bij het Gilde, bij de kerk, bloemen verzorgen in het ziekenhuis. Daarnaast ben ik cursussen gaan volgen zoals zandschilderen, pergamano, zijdeschilderen, 3d kaarten maken. Dat doe ik trouwens nog dagelijks. Eigenlijk komt de creativiteit van mijn ouders bij mij weer boven. Het zijn nog hele mooie jaren die ik heb gekregen.”

En zo komen we aan het slot van dit interview met een zeer levendige 93-jarige vrouw die boordevol Zeister verhalen zit. Gelukkig kunnen we ze nog uit de eerste hand van haar horen. Bij het weggaan krijg ik een prachtige 3d-kaart mee.