Terug naar overzichtTerug naar overzicht
Rampjaar 1672

Rampjaar 1672: Het volk was redeloos, de regering radeloos en het land reddeloos

In 2022 is het 350 jaar geleden dat het zelfstandig bestaan van de Republiek der Zeven Verenigde Provinciën op het spel stond. De republiek werd aan 3 kanten aangevallen. De Fransen en Duitsers kwamen uit het zuiden en oosten en de Engelsen vanuit het westen. De toestand leek hopeloos. Vooral voor Utrecht en de oostelijke provincies was het een rampzalige tijd. Zij bevonden zich aan de verkeerde kant van de waterlinie.

Het Rampjaar 1672 wordt gezien als het meest treurige jaar, een werkelijk dieptepunt in de Nederlandse geschiedenis. Voor historici markeert dit jaar het einde van de Gouden Eeuw.

De Fransen hadden onder leiding van de Zonnekoning Lodewijk XIV een militair kamp bij Zeist. De Zonnekoning verbleef zelfs 10 dagen in Zeist in de zomer van 1672.

Video

Voor de herdenking van deze bijzondere gebeurtenis heeft het Gemeentearchief Zeist een filmpje gemaakt over Zeist tijdens het Rampjaar.

Zeist in het Rampjaar 1672 (video op YouTube)

Zeist anno 1672

In 1672 was Zeist een pittoresk dorp met aan de Zeisterstraat 28 huizen. In één van die huizen bevond zich herberg ‘De Swaen’, waar de toenmalige herbergier en schout Johan Wingelaar woonde. Een schout in de zeventiende eeuw was een soort hedendaagse burgemeester. Wingelaar trouwde met Catharina Palm en samen kregen zij 3 kinderen. Naast de herberg van Schout Wingelaar bevond zich de kerk van Zeist. De predikant van deze hervormde kerk tijdens het Rampjaar was Arnoldus Vonck. Arnoldus trouwde met Lydia van den Helm, waarmee hij 2 kinderen kreeg. Zijn aanstelling was al in 1650 waar hij 50 leden van de Hervormde kerk aantrof. Ondanks het feit dat Vonck zich inzette voor de armoede in Zeist, werd hij in 1673 afgezet als predikant van Zeist. De reden voor zijn ontslag blijft voorlopig een mysterie.

Zeist in het jaar 1672
Kaart van Zeist uit 1672

Het dorp Zeist werd in deze periode tevens gekenmerkt door de ridderhofsteden: Kersbergen, Blikkenburg en Rijsenburg. In Kersbergen woonde de weduwe Nicole van Baexen, nadat in 1670 haar man Koenraad Borre van Amerongen overleden was. Samen kregen Koenraad en Nicole een zoon Dirk Borre van Amerongen, die later de heer van Sandenburg werd. In 1672 werd Blikkenburg bewoond door Sweder Wilhelm van Brakel na de dood van zijn vader Caspar van Brakel in 1655. Sweder was daarnaast als geestelijke verbonden aan het Nyklooster in het land van Kleef. In het Gemeentearchief ligt een charter uit 1655 die laat zien dat de staten van Utrecht de ridderhofstad Blikkenburg belenen aan Sweder. Jacob van Culemborg was de heer van Rijsenburg van Culemborg in 1672 tot zijn dood in 1681. Met het overlijden van Jacob stierf de familienaam van Culemborg in mannelijke lijn uit.

Inwoners vluchten

Een manier om te ontdekken hoe inwoners van Zeist in de periode rondom 1672 het deden is door te kijken naar de doop-, trouw- en begraafregisters. De registratie van geboorten, huwelijken en overlijdens was het domein van de verschillende kerken. Dit gebeurde doorgaans door een dominee, koster of pastoor. De kwaliteit en kwantiteit van de gegevens was afhankelijk van de toewijding waarmee zij deze registers bij hielden.

Grafiek bruiloften 1672
Grafiek doopsels 1672

De registers zijn gedigitaliseerd en als open data te verkrijgen bij Het Utrechts Archief. Het Gemeentearchief Zeist heeft de data verwerkt tot grafieken. Je ziet in een oogopslag dat inwoners uit Zeist gevlucht zijn in de jaren 1672 en 1673 zoals dat vanuit andere bronnen bekend is van andere plaatsen. Er werden geen kinderen gedoopt en er werden geen huwelijken gesloten.

Lodewijk XIV in Zeist

Van 1 tot 10 juli 1672 verbleef de Franse koning Lodewijk XIV in Zeist. De Franse monarch overnachtte in het huis van Klaasje van der Mast, die de weduwe was van de overleden schout Louis de la Haye in 1667. Klaasje was een vrouw van stand, wat blijkt uit haar bemoeienis bij de voogdij van haar zoon en haar naam die prijkt op diverse akten uit de tweede helft van de zeventiende eeuw. Met 5 stookplaatsen en een bakoven was het huis van Klaasje één van de meest luxe huizen in Zeist. Een transportakte van 23 maart 1737 omschreef het huis treffend: ‘seekere huijsinge met sijn stallinge en koetshuijs, Tuijnmanshuijs en Duijvenhuijs, mitsgaders een Jonge aangeleijden tuijn en boomgaard met sijn Vijver en Sterrebosch van Opgaande beukeboomen, met ses mergen (bijna 5 hectare) bouwland.’ Het blijft intrigerend dat Lodewijk XIV koos voor het huis van Klaasje, terwijl de Franse koning ook voor ridderhofstad Kersbergen of Blikkenburg had kunnen kiezen.

Centrum van de macht

In de boomgaard aangrenzend aan het huis van Klaasje van der Mast had koning Lodewijk XIV 3 hoofdtenten geplaatst om diplomaten in te ontvangen. Hier verwelkomde de Zonnekoning onder andere de hertog van Buckingham, de graaf van Arlington en de hertog van Moulmouth die als Engelse ambassadeurs Lodewijk XIV kwamen feliciteren met de voorspoedige oorlog tegen de Republiek. Vanuit het leger bezochten de hertog van Enghien, van Roquelaures, van Bouillon en van Vitry samen met de graven van Soissons en de Lude de tent van de Franse koning in Zeist. Zelfs de opperbevelhebber de hertog van Orleans kwam langs om Lodewijks plannen te bespreken. In de 10 dagen dat Lodewijk XIV in Zeist verbleef, was het een komen en gaan van ambassadeurs tot legerleiders.

Centrum van de macht

Dagboek van Everard Booth

In het Rampjaar en in 1673 hield de Utrechtse regentenzoon Everard Booth een dagboek bij. Everard was Heer van Mijdrecht, geboren in Utrecht in 1638 en daar ook gestorven in 1714, zoon van burgemeester Dr. Cornelis Booth en Digna van Wyckerslooth. Hij studeerde rechten in Utrecht, werd gedeputeerde ter admiraliteit van Friesland vanwege Utrecht en in 1674 raad in het Hof van Utrecht. Hij huwde met Elisabeth Gerobolus (overl. 1681) en hertrouwde na haar dood te Amsterdam in 1685 met Catharina Aletta Pels.

Het dagboek geeft een goed beeld van wat er in en rondom Utrecht gebeurde. Hij beschrijft onder andere hoe dorpen leeggeroofd werden door Franse soldaten en hoe boeren zichzelf in veiligheid brachten in nabije steden. De angst voor wat er komen gaat is tussen de regels door te lezen: “[op 8 juni] Des morgens met het aenbreken van den dag is het [Hollands] leger vertrocken, ons latende in seer groten druk, ende sonder wapenen…”

Ook de gebeurtenissen in Zeist zijn door hem opgeschreven: “Den [Franse] Conink met het principale leger gekomen te Seyst. […] Vier a vijf hondert van des Coninx guardes te paerd vertrocken weder naer ’t leger.” Tien dagen lang was het een komen en gaan van allerlei belangrijke personen tussen Utrecht en Zeist. Booth beschrijft de onderhandelingen en voor zover hem bekend hun bewegingen. Hij beschrijft hoe Lodewijk XIV Utrecht bezocht en hoe een dag later in Zeist in het Koningskwartier een hevige brand woedde “Des nachts isser tot Zeyst in ’t Coninx quartier brand geweest, dewelcke verteerde drie woningen met de achterhuysen, die gebruykt wierden tot stallingen voor des Coninx paerden. In de huysingen was gelogeert den Hartog van Moulmouth (Engelse prins, bevelhebber en ambassadeur) ende ook des Coninx officiers ende pages van de stal; den brand was so vehement ende schilijk, dat de pages in ’t hemd des Coninx paerden naulijx salveren konden; sodat den Conink hierdoor verloor al sijn kostelijk paerdetuygh, ende den Hartog van Moulmouth al sijn bagage; sijn silver servies selfs smolt. Hij selfs ontquam in sijn nachttabbert, niets salverende als sijn bouquet pluymen: den Conink hadde hem uyt de venster siende aenkomen geseyd lagchende: ‘Mon cousin vous voila bien équippé pour monter à cheval.’

Booth reisde zelf ook naar Zeist en bezocht Lodewijk XIV. Door hem weten we in welk huis de Zonnekoning verbleef. Hij beschrijft welke diplomaten er op dat moment allemaal bij de Zonnekoning waren en hoe de onderhandelingen verliepen tussen de Fransen, de Engelsen en de Hollanders.

Het originele dagboek ligt in het Utrechts Archief, maar een transcriptie staat online.