Terug naar overzichtTerug naar overzicht
Rijwielhandel 2e Dorpsstraat 32B

Door: Gerrit van der Vorst

Aanvankelijk richtte Gerrit Leijte (Raamsdonk, 1885) zich op een bestaan als officier van het Leger des Heils. Waarom de toen 25-jarige Leijte in maart 1910 dat toekomstperspectief verruilde voor een rijwielzaak is niet bekend.

Rijwielhandel

Rijwielhandel G. Leijte op 2e Dorpsstraat 32b werd de 9de rijwielhandel in Zeist. Concurrentie genoeg dus, maar de fiets was in opkomst en de zaak floreerde al gauw. Ook omdat de vindingrijke Leijte had een neus voor innovaties. Zo kon de Gemeente Zeist al in 1911 bij hem een hypermoderne, driewielige Simplex-brancard bestellen. En hij kreeg een grote klant als het Ministerie van Koloniën dat voor de Post- en Telegraafdienst in Oost-Indië rijwielen bij hem kocht.

Familie

Gerrit Leijte bleef het Leger des Heils trouw. Aan stationering in Friesland had hij een relatie overgehouden met de Friese Antje Vierstra, met wie hij in datzelfde jaar 1910 trouwde. Er kwamen drie kinderen, maar in 1919 liep het huwelijk op de klippen. Nog in datzelfde jaar trouwde Leijte met Mien (Wilhelmina) Gertenaar, wier familie eveneens actief was bij het Leger des Heils. Uit dit huwelijk werd in 1921 zoon Rien (Marinus) geboren. Hij verloor zijn moeder (toen pas 43 jaar) al op 23 mei 1931, na een lange lijdensweg door een hersentumor. Ruim een jaar later verhuisde weduwnaar Leijte naar De Bilt, waar hij ging samenwonen met Polly (Gerarda) Wiers-Tismeer, die in Nederlands-Indië gescheiden was van tafel en bed. Hoewel zij in 1934 alsnog definitief scheidde van haar echtgenoot, zou Gerrit Leijte zijn verdere leven bij deze partner blijven zonder met haar te trouwen. Het zou in 1940 een LAT-relatie avant la lettre worden.

Marinus (Rien) Leijte
Gerrit Leijte in augustus 1934 als vaandeldrager bij de ontvangst van de nieuwe burgemeester jonkheer van Holthe tot Echten
Een betrokken inwoner

Ondanks zijn drukke zaak en privé sores had Gerrit Leijte zich intensief ingezet op cultureel en sociaal-maatschappelijk gebied in Zeist. Met enige overdrijving zou gesteld kunnen worden, dat er in de vooroorlogse jaren geen Zeister comité was, waar fietsenhandelaar Leijte geen actieve rol in vervulde. Hij was lid van het Oranjecomité, bestuurslid van de Zeister Handelsvereniging, lid van het Comité ter opluistering van het 45-jarig bestaan van het Koninklijk Zeister Harmonie Gezelschap, commissaris van de Zeister glasverzekeringsmaatschappij Saestum, penningmeester van de gymnastiekvereniging Bato enzovoorts enzovoorts. Hij organiseerde in Zeist verder onder meer een Sinterklaasfeest voor 700 kinderen en een wegschaatswedstrijd op topniveau. Zijn status als prominent Zeistenaar bleek bijvoorbeeld in 1934. Bij de glorieuze ontvangst van de nieuwe burgemeester liep Gerrit Leijte als vaandeldrager van het lokale Oranjecomité voorop in de stoet.

Jodenvervolging

In september 1940 scheidden de wegen van Gerrit Leijte en Polly Tismeer zich ogenschijnlijk. Volgens het bevolkingsregister keerde Leijte terug naar Dorpstraat 32b. Polly Tismeer verhuisde naar Beethovenstraat 85 I in Amsterdam. Die straat bevond zich in een relatief nieuwe stadswijk, waar zich veel joodse vluchtelingen uit Duitsland hadden gevestigd. De straat werd dan ook ‘Brede Jodenstraat’ of ‘Klein Duitsland’ genoemd. De drie verdiepingen boven Beethovenstraat 85 I werden bewoond door joodse mensen. Hun LAT-relatie hield stand en zo werden Polly Tismeer en Gerrit Leijte beiden in het vroegste stadium geconfronteerd met de rampzalige jodenvervolging. Al in augustus 1942 werden zeven van hun negen bovenburen gedeporteerd. Dat deze ongelukkigen nog diezelfde maand vermoord werden, zou pas jaren later bekend worden.

Jodenhelper

Gerrit Leijte besloot niet werkeloos toe te blijven zien. Al in juli 1942 werd hem gevraagd of hij onderduik kon regelen voor twee joodse kinderen. Op het onderduikadres van de ouders maakte hij kennis met een zoon van de gemengd gehuwde joodse Lion Brommet die onderduikhulp voor andere joodse mensen organiseerde. Leijte sloot zich aan bij de Groep-Brommet en maakte daarbij intensief gebruik van zijn verbinding met Zeist. Aldus werd Gerrit Leijte één van de eerste jodenhelpers in Zeist. Zijn Zeister onderduikorganisatie bestond uiteindelijk uit circa 20 mensen, waaronder zoon Rien en schoondochter Marie Leijte-Prins. Leijte toonde zich opnieuw de creatieve organisator van voorheen. Hij bracht bijvoorbeeld de administratie voor zijn onderduikersorganisatie onvindbaar onder in zijn administratie van gegalvaniseerde fietsbanden. Hij liet het overigens niet bij hulp aan onderduikers, maar bedacht een ingenieus sabotageplan en werkte mee aan de Zeister Oranjekrant.

Paspoort Maria Prins, schoondochter van Gerrit Leijte
Werkplaats 2e Dorpsstraat 32B. Op de voorgrond Gerrit Leijte
Dankbetuigingen

Na de bevrijding ontving Gerrit Leijte dankbetuigingen van voormalige joodse onderduikers die mede dankzij zijn hulp overleefd hadden. Zijn initiatief tot de eerste herdenking van de Februaristaking – immers het grootste Europese protest tegen de jodenvervolging – werd hem en zijn joodse mede-initiatiefnemer echter uit handen genomen door prominenten die dat geen zaak voor eenvoudige mannen vonden. Enig eerbetoon kreeg Gerrit Leijte pas de laatste jaren door de vermelding van zijn naam op de digitale monumenten van de Stichting Oranjehotel en de Stichting Neerlandsch Verzetsmonument.

Geen erkenning in Zeist

Maar in Zeist kreeg Leijte nooit waardering of eerbetoon, noch voor zijn grote vooroorlogse maatschappelijke verdiensten, noch voor zijn omvangrijke en moedige hulp aan joodse onderduikers. De verklaring daarvoor was waarschijnlijk dat hij ooit gescheiden was en later samenwoonde met een gescheiden vrouw. Dat was indertijd not done. Ook het echtpaar Leijte-Prins dat onderduikhulp en koerierswerk had verricht, ondervond daarvoor geen waardering.

Rijwielhandel failliet

De spanningen van het illegaal werk eisten na de bevrijding een grote tol. De ooit zo florerende rijwielhandel ging failliet, waarna Rien Leijte en Marie Prins scheidden. Rien Leijte verdween voorgoed uit Zeist, waar zijn ex achterbleef met vier kleine kinderen. Marie Prins belandde enige tijd in een zenuwinrichting en ziekenhuizen. Haar kinderen werden dan ondergebracht in een tehuis of bij anderen. Gerrit Leijte zelf vertrok definitief naar Amsterdam, maar werd na zijn overlijden op 20 januari 1956 begraven op de algemene begraafplaats in Zeist.