Interview en verslag: Elian de Jonge
Gepubliceerd op Geheugen van Zeist december 2016
Namen: Ad en Margriet Campman
Beroep: antiquairs
Verkoopadres (in december 2016): 1e Dorpsstraat 3
De zaak bestaat sinds 1940 onder de naam G. de Kruijf antiquiteiten te Zeist.
Op de website van Campman antiquair is niets te koop en deze begint zo: ‘Campman / Antiquair. Welkom op onze website. De zaak bestaat sinds 1940 onder de naam G. de Kruijf antiquiteiten te Zeist. Sinds 1982 is onze zaak gevestigd aan de 1e Dorpsstraat 3 te Zeist onder de naam Ad Campman Oude Kunst en Antiek.’
De website vermeldt wat Campman doet: in- en verkoop, taxaties, restauraties. Op de website is dus niets te koop. Dat komt omdat alles draait om een volgend woord dat op de vrij lege internetpagina staat: ‘contact’.
‘Ik wil direct, persoonlijk contact met de klant en ik wil voorwerpen in de hand kunnen hebben,’ zegt Ad Campman. ‘Het gaat erom dat de zaken voor zichzelf spreken. Daarom verkoop ik niet via het internet.’ Campman is vooral boedelantiquair, voor een selectieve groep klanten: families uit Zeist en omstreken. ‘Het komt wekelijks voor dat we complete inboedels moeten bekijken. Niet altijd voor de verkoop, maar bijvoorbeeld als het een erfenis betreft en de erfgenamen willen weten wat het waard is. Ook in geval van legaten of voor verzekeringsdoeleinden – bij schade – doen wij taxaties.’
Een minder leuke kant van het vak is dat de adviseur van rijke verzamelaars ook in heftige familievetes terecht kan komen zodra er iets te verdelen valt, zoals bij een erfenis. Die processen kunnen jaren duren, met rechtszaken erbij. De antiquair, die dan in een ongewenste rol geduwd kan worden, moet er alles aan doen om zijn onafhankelijkheid, integriteit en goede naam te beschermen
‘We hebben nog steeds genoeg aan onze huidige klanten’, vervolgt Ad. ‘Ik heb nu ook weer een inboedel onder handen. Dan moet ik adviseren. Wat wil de klant er zelf mee? Verkopen? Wat is het waard, hoe kunt u het best verkopen? Als ik het niet verkopen kan, put ik uit mijn contacten en verwijs mensen door. Er zitten veel leuke kanten aan. Zo gebeurt het nog iedere week dat je iets tegenkomt dat je uit moet zoeken, omdat je een voorwerp voor het eerst ziet.’
‘Campman Antiquair’ is eigenlijk ‘Campman Antiquairs’, want hoewel Ad de zaak alleen begon, zijn het inmiddels Ad en zijn vrouw Margriet die de zaak drijven. Voor sommige specialismen is niet hij, maar zij de eerste vraagbaak, zoals zilver.
Hoe kwam Campman, afkomstig uit Eindhoven, eigenlijk op de Utrechtse Heuvelrug terecht? Het antwoord is dat hij in zijn diensttijd een opleiding in de verpleegkunde van de Marine volgde, in Doorn. Hij bracht er zo’n vijf maanden van zijn diensttijd door. Daarna ging hij met tegenzin terug naar Philips, waar hij voorheen had gewerkt. Al een half jaar later werd hij gevraagd om weer in Doorn te komen werken als verzorger van gehandicapte militairen. Dat deed hij met plezier.
Er waren al familieleden met een hang naar kunst, zoals een schilderende oudoom, en ook voor Ad waren kunst en antiek een liefhebberij. Hij verdiepte zich al in restauratie.
‘Met een van mijn patiënten, die geïnteresseerd was in antiek, ging ik wel eens op stap. Hij was ook degene die me waarschuwde dat G. De Kruijff, een antiquair in Zeist, op zoek was naar een assistent. Dat leek mij toen een gouden kans.’ De Kruijff – toen al 62 jaar – had zelf geen rijbewijs en twee dochters die geen interesse hadden in de antiekzaak, aan de Dorpsstraat 21. Zo trad Ad Campman 43 jaar geleden officieel in vaste dienst bij De Kruijff, eerst voor halve dagen.
Tussen de twee mannen klikte het. De Kruijff vond dat zijn assistent beslist aanleg had voor het vak.
Vlak voordat Ad Doorn verliet, leerde hij daar Margriet kennen. ‘Ik was toen in de zomers reisleidster in Spanje en Oostenrijk,’ zegt zij:‘ ’s Winters had ik een baan bij de afdeling Personeelszaken van de Cultuurtechnische Dienst van het ministerie van Landbouw. Die hield zich bezig met de ruilverkaveling,’
Toen De Kruijff zag hoe gerieflijk Ad woonde in Doorn, begreep hij dat hij hem in Zeist niet op zomaar een kamertje kon zetten. Hij kocht een appartement op de Griffensteynselaan. Ad en Margriet hebben een jaar of vier in dat appartement gewoond en kregen daar hun eerste dochter. De Kruijff, die boven de zaak in de Dorpsstraat woonde, verhuisde op enig moment naar de Slotlaan. Ad en Magriet konden toen boven de zaak gaan wonen aan de Dorpsstraat 21. De Kruijff werd zo ongeveer een tweede vader voor Ad. ‘Wij hebben bijzondere herinneringen aan hem,’zegt Ad. ‘Hij was ook opa van onze kinderen. Kwam er een klant, dan zei hij al snel: “Ga jij maar,” want dan had hij onze dochter Suzanne op de arm. Als wij op vakantie gingen, dan belde De Kruijff regelmatig; hoe zit dit, hoe zit dat? Ik was dus eigenlijk nooit vrij. Daar heeft Margriet toen een stokje voor gestoken.’ Margriet:‘Het was een strijd om de maandag dicht te gaan.’ Ad: ‘Als je dan dinsdags kwam, zei De Kruijff: ‘Ach, wat was dat weer een lang weekend.’
De Kruijff was echt een typische antiquair voor de particulier, vooral voor de oude families uit deze omgeving. Maar hoe leert iemand het antiekvak? Ad: ‘Dat was: meegaan, kijken, luisteren en je mond houden. Ik heb daar zoveel van geleerd. Ons antiekbedrijf is nog steeds gericht op de particulier. Andere antiquairs handelen veel meer onderling. Ik doe dat ook, maar dan vooral als we op zoek zijn naar iets bijzonders voor een klant. Dan heb je contact met een specialist. Maar in verhouding handelen we weinig met andere antiquairs. Onze handel is gebaseerd op jarenlang opgebouwd vertrouwen. De Kruijff had daar leuke standpunten over. Zo zei hij: “Weet je wat het gemak is van een slechte naam? Die raak je nooit meer kwijt.”’
Margriet had het druk met twee kinderen, waar even later nog een derde bij kwam. ‘Voor De Kruijff was het ook voldoende om de zaak met ons tweeën te doen. Margriet had toen geen trek om zich ook daar nog mee bezig te houden. Ondanks dat De Kruijff er verdraaid jong uitzag, kreeg hij op een gegeven moment steeds ernstiger fysieke klachten. Na onderzoek bleken die te worden veroorzaakt door maagkanker. Hij had nog enkele maanden te leven. Hij wilde per se thuis overlijden en dat is gebeurd. Ik heb hem tot het eind mogen verplegen.’
Margriet: ‘Vanaf dat moment zijn we de zaak van lieverlee samen gaan doen. Het was toen al lang duidelijk dat we uit dat pand in de Dorpsstraat moesten, omdat de gemeente daar plannen mee had. Dat dreigde al dertig jaar, maar het moment werd elke keer weer uitgesteld. Maar toen we net samen waren begonnen was het ineens zover. Maar waar moesten we heen? In die tijd zat ik in het bestuur van gymnastiekvereniging Helios. In die hoedanigheid bezocht ik de gemeentelijke afdeling voor sport en recreatie, naast de Oude Kerk aan de het begin van de Dorpsstraat. Na de lopende verbouwing van het gemeentehuis zou de afdeling een andere plaats krijgen en de gemeente wilde van dat pand af. Dat was onze kans.’
Ad: ‘We hebben dit pand van Grondzaken van de gemeente kunnen overnemen.’ Magriet: ‘De eerste anderhalf jaar konden we het huren en daarna hebben we het gekocht.’ Ad: ‘Met de erven De Kruijff konden we regelen dat we een hypotheek konden nemen op basis van de inventaris van de winkel.’
‘Er was niks in het pand, het was kantoorruimte,’ zegt Margriet. Ad: ‘Een probleem was de elektra. De gemeente dacht dat het er keurig bij lag, maar alle bedrading was verouderd, deels vergaan, en het hele pand moest opnieuw van nieuwe leidingen worden voorzien. Er waren ook geen dubbele ramen.’ Tijdens het opknappen kampeerde het gezin Campman in het eigen huis. ‘In het begin hadden wij samen boven een kamer en de kinderen kregen de grote zolder’, zegt Ad: ‘De Kruijff had een geweldige privécollectie en een deel van de inboedel bleef natuurlijk eigendom van zijn twee dochters. De verkoop daarvan liep via onze winkel, op provisiebasis. Dat was onze start. We werkten zes dagen in de week. En ’s avonds ging ik nog naar klanten.‘
Naast antiek in het algemeen, weten de Campmannen samen vooral veel van schilderkunst, porselein, aardewerk en zilver. Margriet: ‘Zoals je in het zuiden van Nederland veel tin, hout en koper hebt, heb je in deze streken veel zilver. Gebruikszilver, de meer gewone dingen.’ Zilveren gebruiksvoorwerpen schijnen veel te circuleren bij de gegoede families op de Heuvelrug. Zilver is redelijk gemakkelijk te ‘lezen’ want er staan merken in waaruit je het zilvergehalte, de leeftijd en de maker kunt afleiden. Oplettendheid blijft geboden. Een mooi stuk zilver van ‘degelijke herkomst’ werd eens bestudeerd door een collega die terugkwam met de mededeling dat het een vervalsing betrof. Margriet: ‘Hij liet het zien: er was in een relatief nieuw object een oude bodem gezet met mooie oude keuren erin. T
erwijl onze klant het destijds als ‘echt’ had gekocht op een veiling.’
Helaas lijken sommigen bedonderd te willen worden, verzucht Ad, zoals de man die op een veiling ijverig bood op een Friese staartklok zonder uurwerk. Op de kijkdagen hing het ding nét iets te hoog om erin te kunnen kijken. ‘De teleurstelling is dan groot.’
Schilderijen zijn voor de leek ook linke soep. ‘Een goede klant had een doek van een bekende Nederlandse schilder. De handelaar van wie het afkomstig was, had het goed gepresenteerd in een prachtige lijst’, zegt Ad. ‘Die lijst was ook het enige van waarde, want het doek was vals. Christies kon dat alleen maar bevestigen. En daar is destijds toch veel geld voor betaald.’
De antiekhandel is in de loop der jaren veranderd. Wat gebeurt er op het moment in de handel? Margriet: ‘Porselein uit China is langere tijd al erg in trek, vooral bij de Chinezen zelf die hun erfgoed terugkopen. We hadden privé wat dingen. Onder andere een bord, dat al enige tijd voor een bepaalde prijs op de inventarislijst stond, tot we er opmerkzaam op werden gemaakt dat de marktwaarde inmiddels beduidend hoger lag. Het gaat niet om het Chinees exportporselein of -aardewerk dat in de VOC-tijd in grote hoeveelheden naar Europa is gehaald. Daarin zijn de Chinezen niet geïnteresseerd. Ze zijn uit op kunstvoorwerpen die ooit voor de Chinezen zelf zijn gemaakt.’
Maar nu de Chinese conjunctuur ook een neergaande lijn laat zien, zal de Chinese interesse in Chinees antiek ook teruglopen. In het verleden was er ook veel interesse uit Japan voor Japans antiek, wat de prijzen hier opdreef. Tot de Japanse economie in zwaar weer kwam. Ad: ‘De antiquairs in de Amsterdamse Spiegelstraat zitten nu nog met al die Japanse spullen.’
Heel anders dan in het begin van de carrière van de Campmannen, geldt dat meubels het slecht doen. ‘Ik heb een prachtige 17e-eeuwse kast staan, niet eens groot, dus gemakkelijk in elk interieur te plaatsen, zegt Ad. ‘We hadden iemand die er interesse voor toonde. Die bood ongeveer een vijfde van onze inkoopprijs. Dat ging niet door natuurlijk; dan liever in de opslag of wachten op iemand die de waarde ziet.’
Kijk op schilderkunst hebben de Campmannen natuurlijk door al die jaren ervaring, maar Ad kan schilderijen ook vanuit een meer ambachtelijk perspectief beoordelen: ‘ Naast antiquair ben ik restaurateur. Antiek restaureren heb ik al vroeg geleerd, maar later ben ik opgeleid voor het restaureren van kunst; schilderijen vooral, maar ook de techniek van het vergulden heb ik geleerd. Dat ben ik met veel plezier gaan doen.’
Hebben de Campmannen wel eens per ongeluk een schat ontdekt? Sommig antiek onthult zijn schoonheid immers pas na grondige inspectie? Jawel! Als voorbeeld noemt Ad een paar schilderijen. ‘Een klant bood ze aan en zei in alle openheid dat hij al een ander bod had liggen. De hoogste bieder kreeg ze. Ik wist ook niet precies wat voor schilderijen het waren, zo vervuild waren ze.’ Ad zag echter enige potentie, dus deed hij een bod. Toen dat twee maal hoger bleek dan het eerste bod, werd hij eigenaar van de schilderijen. Thuis volgde natuurlijk eerst een schoonmaakbeurt. Toen pas bleken het prachtige doeken van de bekende en gewaardeerde schilder Hart Nibbrig, die vervolgens – natuurlijk met enige winst – via de handel hun weg vonden.
‘Wij zijn nu twee dagen per week open en verder op afspraak,’aldus Ad. ‘Met enige trots zeg ik: we hebben nog nooit geadverteerd. Onze kinderen hockeyden bij Schaerweijde, onze jongste speelt er nog. Met een advertentie in hun blaadje steun je meer de club dan jezelf. Dat was ook de enige keer dat ik adverteerde. Ik heb altijd gedacht: als ik 65 jaar ben, kan ik er mee stoppen. Die spanning hoef ik dan niet meer. Daarmee bedoel ik: je hebt studerende kinderen en de verantwoording om een huishouden op de been te houden.
En je verkoopt geen brood. Iedere week begint een nieuw avontuur en moet je soms letterlijk afwachten hoe goed of het loopt. De prijs wordt immers steeds bepaald door vraag en aanbod. Gelukkig waren het goede tijden voor antiek. Maar ik ben nu 71 en ik wil nog helemaal niet ophouden!’