Door: Petra Koek
Vijftig jaar geleden werd er op het terrein van de Willem Arntsz hoeve een aparte afdeling oligofrenie (zwakzinnigheid) gerealiseerd op initiatief van de geneesheer-directeur professor Poslavsky. Deze afdeling voor mensen met een verstandelijke beperking leed als onderdeel van de afdeling psychiatrie een kwijnend bestaan. Er was geen staf van wetenschappelijk geschoolde deskundigen, er was geen opleiding tot Z-verpleegkundige (zwakzinnigenzorg) en psychiaters waren psychoanalytisch georiënteerd en hadden het idee dat er aan zwakzinnigen weinig eer was te behalen. Met de afsplitsing kwam er meer ruimte voor zorg en activering en persoonlijke aandacht, gesitueerd in de nieuwe paviljoens van Dennendal in Den Dolder.
Psychologisch directeur werd Carel Muller (1937). Hij wilde dat de bewoners in kleinere woongroepen werden verzorgd. Er moest ruimte komen voor de individuele ontwikkeling van patiënten die hij pupillen liet noemen. Zij zouden niet moeten worden ‘weggestopt’ in een isolement in de bossen, maar zij zouden moeten samenwonen met personeel en andere groeperingen. Dit idee heette ‘verdunning’ en werd in praktijk gebracht door alternatievelingen uit de kabouterbeweging die samenwerking zochten. Zij begonnen een biologisch-dynamische tuin bij Dennendal, waar pupillen, begeleiders en vrijwilligers samen aan de slag gingen. Het idee van Carel Muller van een alternatieve maatschappij, een ‘Oranjevrijstaat’ kreeg steeds meer vorm.
Dit betekende een radicale ommekeer in denken en benaderen. De zwakzinnige was op zichzelf een compleet mens, die niet door middel van therapieën hoefde te veranderen. Nee, de normale, gezonde mens kon iets van de zwakzinnige leren. De tijd van de regenten en de deskundigen die de dienst uitmaakten, was naar de mening van Carel Muller dan ook voorbij. De juiste instelling van medewerkers was belangrijker dan diploma’s: “Evenmin verwachten wij van de groepsleiders op Dennendal dat ze vakbekwame therapeuten zijn. Het moeten mensen zijn die op voet van gelijkheid en met een houding van gelijkwaardigheid met de pupillen willen omgaan”. Die gelijkwaardigheid gold voor alle ‘werkers’ onderling; niet alleen tussen groepsleiders en pupillen, maar ook tussen groepsleiders en bijvoorbeeld psychiaters. De psychiater moest verantwoording afleggen over zijn therapiekeuze. Bazen waren taboe en iedereen kon en mocht over alles meepraten en beslissen. In januari 1971 werd de bestaande bestuursstructuur opgeheven en vervangen door een gezamenlijke verantwoordelijkheid van 12 stafleden en 2 directeuren.
In maart 1971 meldde De Telegraaf: ‘Den Dolder draait dol door kabouters’, waarbij de ’toestanden’ op Dennendal onder de loep werden genomen. Niet alleen de bestuurlijke problemen, maar ook het drugsgebruik werden uitgebreid besproken. Er werd beweerd dat de verzorging van pupillen in gebreke bleef, dat er een vrouw was overleden ten gevolge van de bandeloosheid van het personeel en dat ongewassen jongens en meisjes niet in staat waren de zorg van zwakzinnigen op zich te nemen.
Naar aanleiding van dit Telegraafartikel werd de commissie Speyer ingesteld die de situatie op Dennendal moest onderzoeken. Deze commissie kon geen verwaarlozing constateren, echter wel deviant gedrag en een wat zorgeloze en nonchalante leefwijze van het personeel. Wel constateerde de commissie bestuurlijk falen, zowel bij Carel Muller, als bij de geneesheer-directeur en het College van Regenten (dit is het bestuur) van de Willem Arntsz Stichting. Gevolg van het rapport was dat zowel Carel Muller als de geneesheer-directeur werden ontslagen. Van alle kanten kwamen daarna zoveel adhesie betuigingen voor Carel Muller binnen, dat het College van Regenten de druk niet aankon en ontslag nam. Hierop werd een interim bestuur aangesteld dat het acute ontslag van Carel Muller ongedaan maakte. Het interim bestuur liet opnieuw een onderzoek doen naar de organisatiestructuur van Dennendal, waarop de leiding het rapport terzijde schoof.
In 1973 werden 3 nieuwe bestuursleden voorgedragen, maar de leiding van Dennendal verwierp de benoeming. De kloof tussen bestuur van de Willem Arntsz Stichting en leiding van Dennendal was niet meer te overbruggen.
Carel Muller vormde een eigen bestuur dat de mogelijkheid van een zelfstandig Nieuw Dennendal moest onderzoeken. Dit bestuur kwam daarmee in conflict met het zittende bestuur van de Willem Arntsz Stichting. Vijf stafleden van Dennendal distantieerden zich van deze confrontatiepolitiek en er ontstond een scheuring in eigen gelederen. De raad van bestuur van de Willem Arntsz Stichting voelde zich gepasseerd door een nieuw eigen Dennendal bestuur en ontsloeg Carel Muller. Carel Muller en zijn volgelingen namen daar geen genoegen mee en bezetten de directiekeet op het terrein van Dennendal, waarna de politie met hulp van de Mobiele Eenheid (ME) de directiekeet ontruimde.
Na vele strubbelingen, incidenten, zelfs geweld tussen personeel van Dennendal en de Willem Arntsz hoeve en opnieuw enkele ontruimingen, werd uiteindelijk op 3 juli 1974 met groot
machtsvertoon (120 politiemannen, 12 overvalwagens en een waterkanon) een einde gemaakt aan de bezetting. De medewerkers werden gearresteerd, honderden bezetters en sympathiserende ouders werden op straat gezet en de verstandelijk gehandicapten werden naar Eindhoven vervoerd.
Hiermee was de definitieve nederlaag van een zachte, openlijke revolutie tegen het ‘fantasieloze regentendom’ een feit. De droom van een andere samenleving in Dennendal, een samenleving van verdunning, gelijkwaardigheid en inspraak, was uit.
In de jaren tachtig en negentig echter is een groot deel van de idealen van Carel Muller in de praktijk gebracht binnen de reguliere zwakzinnigenzorg. Schaalverkleining, sociowoningen en dependances van gezinsvervangende tehuizen zijn nu gemeengoed. En die ontwikkeling begon dus al 40 jaar geleden.